– Vrije vertaling –

 

Dames en Heren,

Het is mij een genoegen u opnieuw te ontmoeten om terug te blikken op het zesde mandaat van België in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, dat zoals u weet eind december 2020 afliep. Tijdens de voorstelling van mijn beleidsnota heb ik gezegd dat wij zouden terugkomen op deze belangrijke periode voor de diplomatie, hoewel ik zeer nederig erken dat ik weinig toegevoegde waarde heb in het weergeven van wat er is gebeurd vóór mijn aantreden als minister van Buitenlandse Zaken.

Het is duidelijk dat de aanwezigheid van België in het hart van het besluitvormingsproces voor internationale vrede en veiligheid zeer belangrijk is voor België en, laten we niet vergeten, ook het resultaat is van een visie die mijn voorgangers, en hun regeringen in het verleden, hadden.

Deze twee jaar in de Veiligheidsraad vormen een grote collectieve inspanning voor onze diplomatie. Ik word vandaag vergezeld door de heer Axel Kenes, directeur-generaal Multilaterale Zaken van de FOD Buitenlandse Zaken.

Ik word ook vergezeld door mevrouw Delieux, die gedurende haar twee jaar als plaatsvervangend politiek coördinator in New York de verschillende stadia en ontwikkelingen van het werk dat daar werd verricht, op de voet heeft gevolgd.

Ik heb hen gevraagd hier vandaag aanwezig te zijn, zodat wij allen kunnen gebruik maken van hun inzicht, hun kennis, bij eventuele  specifiekere vragen.

Het mandaat in de Veiligheidsraad liep, zoals u weet, van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020. Het ging dus om een periode van twee jaar diplomatie op het scherp van de snee. Maar bij een evaluatie van het mandaat moeten we de focus verbreden. We moeten het tijdvak 2019-2020 overstijgen.

Er is ook wat voorafging aan het mandaat:

  • allereerst, een beslissing ruim twaalf jaar geleden om het mandaat na te streven – een ambitie die verschillende regeringen onderschreven;
  • Dan, een intense campagne die in juni 2018 culmineerde in de steun van niet minder dan 181 landen voor de Belgische kandidatuur;
  • en de inhoudelijke en organisatorische voorbereidingen door alle geledingen van het Belgisch buitenlands beleid.

En er is ook wat volgt na het mandaat:

  • de vruchten die we vandaag en morgen plukken;
  • de impact van belangrijke beslissingen die we mee vorm gaven;
  • en de positieve gevolgen voor de zichtbaarheid, de geloofwaardigheid en de reputatie van de Belgische diplomatie.

Het engagement van België in de Veiligheidsraad heeft vele aspecten. In deze commissie werden regelmatig vragen gesteld over het verschil dat ons land in dit internationale forum heeft kunnen maken.

Zoals u weet, heeft ons land actief deelgenomen aan de debatten over elk van de tientallen dossiers die op de agenda van de Veiligheidsraad staan. Dit waren vaak de gebruikelijke Belgische aandachtspunten, zoals Centraal-Afrika, het Midden-Oosten en de bescherming van kinderen.

Maar er waren ook minder gebruikelijke dossiers dewelke wij, Belgen, minder gewend zijn om te behandelen en die wij minder gewoon zijn om uit te voeren, maar zij zijn niettemin belangrijk omdat zij worden besproken in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.

Ik denk bijvoorbeeld aan Guinee-Bissau, Centraal-Azië of Haïti. Dat heeft ons echter niet weerhouden om een standpunt in te nemen en aldus actief bij te dragen tot het uitstippelen van de koers van de internationale gemeenschap.

Vandaag wil ik u vertellen waarom dit mandaat voor ons land van groot belang was, maar vooral wat wij daadwerkelijk hebben bereikt en hoe ons land zich daarin heeft gepositioneerd.

De vraag naar het “waarom” van een lidmaatschap in de Veiligheidsraad is mogelijk de belangrijkste. Die vraag over de finaliteit moet men zich overigens constant stellen over elke beslissing in de buitenlandpolitiek.

Mijn antwoorden zullen wellicht niet verrassen. Maar ik vind het  zeer belangrijk om de noodzaak van het lidmaatschap opnieuw te onderstrepen. De investering voor het mandaat in Veiligheidsraad was aanzienlijk, maar het belang is voor mij heel duidelijk.

Dat het multilateralisme in het bloed zit van de Belgische diplomatie is niet voor niets een gemeenplaats. Een goed functionerende wereldorde op basis van faire regels biedt een klein en open land als het onze veiligheid, bescherming van onze welvaart en een hefboom voor het bevorderen van belangrijke waarden.

Een actieve multilaterale politiek is voor ons land daarom een must. We moeten meespelen, we moeten verantwoordelijkheid nemen, we moeten mee de richting bepalen.

In de Veiligheidsraad werden de afgelopen twee jaar meer dan honderd resoluties aangenomen. Velen daarvan hebben direct of indirect belang voor ons land.

  • Wanneer de Veiligheidsraad bijvoorbeeld oplossingen zoekt voor conflict in Mali, heeft dat een impact op de inzet van Belgische blauwhelmen ter plekke;
  • Wanneer de Raad mede dankzij België humanitaire toegang verzekert voor burgers in Syrië, heeft dat gevolgen voor vele ontheemden en vluchtelingen;
  • Wanneer de Veiligheidsraad besluit dat hervorming van de veiligheidssector in de DRC een voorwaarde is voor het vertrek van de VN-vredesoperatie, heeft dat ook gevolgen voor de Belgische en Europese ontwikkelingssamenwerking.

Het zijn slechts enkele voorbeelden. Maar ze tonen hoe belangrijk het is te kunnen wegen op de beslissingen in de Veiligheidsraad.

Een kwestie van eigenbelang dus. Maar evenzeer van principiële overtuiging. Zoals ik enkele maanden geleden ook in de Algemene Vergadering van de VN zei – toen als premier: de grensoverschrijdende uitdagingen van vandaag vereisen een effectief multilateralisme. En dat kunnen we enkel bouwen op een fundament van wederzijds vertrouwen, verantwoordelijkheidszin en engagement.

Het Belgische lidmaatschap in de Veiligheidsraad is een concrete vertaling van dat engagement. De vorige vijf mandaten waren dat evenzeer.

Er is ook een dimensie van diplomatieke uitstraling. Uiteraard hebben de afgelopen twee jaar aan de top van de internationale diplomatie ook het soortelijk gewicht van de Belgische diplomatie vergroot. Onze actieve rol, standvastigheid en ernst gaven ons land geloofwaardigheid en recht van spreken. Ook nadien.

Het lidmaatschap kwam verder met toegenomen toegang tot de kern van besluitvormers van de belangrijkste actoren in tal van geopolitieke dossiers.

Bestaande partnerships met gebruikelijke vrienden werden verdiept. En met minder voor de hand liggende lidstaten werden nieuwe banden gesmeed in de zoektocht naar oplossingen voor de belangrijkste crises van vandaag.

Kunnen we reeds terugblikken en een positieve noot vinden? Wat sommige aspecten betreft, ja. Maar we moeten ook onder ogen zien dat de huidige dynamiek van de Veiligheidsraad niet gemakkelijk is. Wij moeten erkennen dat het, zelfs met de beste wil van een verkozen lid als België, soms moeilijk is om bepaalde spanningen in de Veiligheidsraad te overwinnen.

Ik kom zo dadelijk terug op de specifieke taken die aan ons land in de Veiligheidsraad zijn toevertrouwd. Maar laat me nog een stap verder gaan wat betreft de invloed van de Veiligheidsraad. Het bepaalt immers wat individuele leden van de Raad – laat staan verkozen leden – kunnen doen.

De toenemende geopolitieke spanningen waarvan u op de hoogte bent, laten zich ook – en onvermijdelijk – voelen in de Veiligheidsraad. Met name de delicate relatie tussen sommige permanente leden – die over een vetorecht beschikken – vormt vaak een moeilijk obstakel bij de besluitvorming. De betrekkingen tussen de Verenigde Staten en Rusland zijn tijdens dit mandaat niet verbeterd, integendeel. Rusland heeft niet geaarzeld de obstructiekaart uit te spelen in bepaalde dossiers waarbij het rechtstreeks betrokken is, zoals bijvoorbeeld de Syrische zaak. Op het gebied van de mensenrechten zijn wij soms op een muur gestoten die door bepaalde permanente leden was opgetrokken.

Ik denk bijvoorbeeld aan het geval van Myanmar, een dossier waarvan het verscheidene jaren heeft geduurd voor het op de agenda van de Raad kon worden gezet. Tijdens ons mandaat hebben wij hierover conclusies kunnen aannemen.

De relatie tussen de Verenigde Staten en China was niet minder dan die tussen de VS en Rusland. Het uitbreken van de COVID-19 pandemie heeft deze betrekkingen nog meer onder druk gezet. Het is niet overdreven om van een strategische rivaliteit te spreken.

Wij hebben ook een zekere terughoudendheid geconstateerd om mensenrechtenkwesties in de debatten te integreren. Belangrijke verwezenlijkingen op het gebied van de bescherming en participatie van vrouwen in de context van conflicten, briefings aan de civiele maatschappij of de neutraliteit van humanitaire hulp worden door China en Rusland hardop in twijfel getrokken. België heeft moeten vechten om deze essentiële beginselen te verdedigen.

Natuurlijk slaagt de Veiligheidsraad er altijd in om beslissingen te nemen. Maar het proces is niet eenvoudig. Als gevolg van deze spanningen is een unanieme besluitvorming de afgelopen jaren moeilijker geworden. Sinds het begin van de 21e eeuw is het aantal resoluties dat met eenparigheid van stemmen wordt aangenomen nog nooit zo laag geweest als in 2020.

En eenparigheid van stemmen is belangrijk omdat daaruit duidelijk blijkt dat de Raad verenigd is. Bij gebrek aan eensgezindheid zijn de betrokken partijen geneigd slechts een deel van de boodschap te horen, of de meningsverschillen uit te spelen.

Die moeilijke context dwong ons land en andere gelijkgezinden dus tot extra inspanningen en handigheid in alle dossiers. En des te meer bij het uitvoeren van bijzondere taken die België of wel wenste op te nemen, of die ons werden toevertrouwd.

Dit brengt me bij de vraag wat we dan precies gedaan hebben en hebben kunnen verwezenlijken.

Ons land was onder andere voorzitter van de Werkgroep voor Kinderen En Gewapend Conflict, waar we zeer bewust voor gekandideerd hadden. In dat kader formuleert de Veiligheidsraad richtlijnen aan landen om kinderen beter te beschermen tegen de negatieve gevolgen van conflict in de landen in kwestie. Ons land leidde alle onderhandelingen en hield de pen vast bij het opstellen van alle teksten. België verzette in dit dossier op meerdere vlakken de bakens en kreeg daarvoor erkenning van de lidstaten, de VN en het internationale middenveld:

  • Er werd een record aantal teksten aangenomen over 13 van de 14 landen die in de werkgroep moeten worden besproken.
  • België leidde de leden van de Veiligheidsraad naar consensus op sommige van de meest controversiële dossiers in de raad zoals Syrië, Myanmar en Jemen. Voor Syrië was het de eerste keer in jaren dat de Veiligheidsraad zich nog eens unisono uitsprak.
  • We legden ook systematisch de nadruk op de bescherming van kinderen door de VN vredesoperaties.
  • En Koning Filip brak een jaar geleden in de Veiligheidsraad een lans voor betere bescherming van kinderen in vredesprocessen.

België had ook de leiding over het sanctiecomité Somalië: een wapenembargo maakt het mogelijk de instabiliteit in het land en in het bijzonder de aanvallen van de Shabaab-fundamentalisten te bestrijden. Toen België die verantwoordelijkheid op zich nam, waren de betrekkingen tussen de Somalische regering en het comité op hun slechtst en was de communicatie tot stilstand gekomen.

België is erin geslaagd die samenwerkingsrelatie te herstellen, en dat heeft zich vertaald in een bezoek van het comité aan Somalië in januari 2020.

Misschien wel onze moeilijkste taak was het voeren van de onderhandelingen over grensoverschrijdende humanitaire toegang tot Syrië, een verantwoordelijkheid waar wij om gevraagd hebben, geen eenvoudige taak, maar we wilden deze verantwoordelijkheid dragen omdat ze belangrijk is voor ons. In het eerste jaar van het mandaat deelden wij die taak met Koeweit en Duitsland. Na het vertrek van Koeweit uit de Raad waren alleen België en Duitsland nog mede-indieners van die resoluties.

De essentie van het systeem van grensoverschrijdende humanitaire toegang is dat hulp de grens kan passeren zonder de uitdrukkelijke toestemming van het regime van Damascus. Kennisgeving is voldoende. Het is dus een beperking van de soevereiniteit.

Daarom is het net een zeer gepolariseerde kwestie: de meeste veto’s van de afgelopen jaren hadden betrekking op het Syrische humanitaire dossier (4 van de 6 tijdens ons mandaat). De “gelijkgestemde” landen streefden ernaar maximale en rechtstreekse humanitaire toegang te garanderen, terwijl Rusland, partner van het Assad-regime, wilde dat alle humanitaire hulp via het regime van Damascus zou lopen.

België heeft hiertoe drie verschillende resoluties onderhandeld. Toegegeven, het eindresultaat is niet wat België en de gelijkgestemde landen in de Raad hadden gewild. Maar dankzij de grote inspanningen en de mobilisatie van alle verkozenen is het mogelijk gebleken om tot de volgende zomer een doorgangspost voor humanitaire hulp te handhaven. Die grensovergang is van levensbelang voor honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen in nood in Syrië. Het is niet onbelangrijk.

Een ander complex dossier dat aan België werd toevertrouwd, was de facilitering van resolutie 2231 over de uitvoering van het nucleaire akkoord met Iran, het Joint Comprehensive Plan of Action (bekend onder het Engelse acroniem JCPOA). Nadat de Verenigde Staten zich uit de overeenkomst hadden teruggetrokken, werden zij in de Veiligheidsraad geïsoleerd van de andere partijen bij de JCPOA (Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Rusland en China). België is er niettemin in geslaagd de communicatiekanalen open te houden. Daartoe vervulde zij de rol van “eerlijke bemiddelaar” tussen de leden van de Raad. Aan het einde van het mandaat is België erin geslaagd een consensueel verslag over de situatie op te stellen.

In België is het niet erg moeilijk om een rapport op te maken en het vinden van een akkoord over het rapport is ook niet extreem complex. Ik kan u verzekeren dat het werk op VN-niveau, wanneer je met de betrokken partijen praat, zelfs wanneer een verslag bij consensus wordt aangenomen, wat al een hele prestatie is, en zeker bij zulke gevoelige onderwerpen als het JCPOA. Felicitaties aan onze diplomatieke teams en aan mijn voorgangers.

België hield ook de pen vast voor grensoverschrijdende aangelegenheden in West-Afrika, in duo met Ivoorkust in 2019, daarna met Niger in 2020. Deze rol is niet onbelangrijk en het feit dat deze door onze Afrikaanse collega’s aan België werd voorgesteld, getuigt van de waardering voor onze rol en ons netwerk van posten in de regio. In dat verband is België erin geslaagd de stem van de Veiligheidsraad te verenigen in drie sleutelteksten – ook wel presidentiële verklaringen genoemd – ter ondersteuning van de regionale inspanningen van de Verenigde Naties, onder meer op electoraal gebied.

België organiseerde ook het eerste open debat van de Veiligheidsraad over transitionele justitie. Dat kan op zich als een succes worden beschouwd. Ook ons land had graag een resolutie over dit onderwerp aangenomen, maar stuitte op verzet en dreiging met een veto van twee permanente leden. Niettemin werd het onderwerp op de agenda geplaatst en het idee van een resolutie kan later door de nieuwe leden die in de Veiligheidsraad zijn gekozen, worden opgepakt.

 

Geachte commissieleden,

Op de dossiers van Kinderen En Gewapend Conflict, Somalië, Syrië, West Afrika en Iran speelde ons land dus dikwijls de eerste viool. En we leverden grote inspanningen voor het verankeren van transitionele justitie in de agenda van de Raad.

Maar België was ook aanwezig op de tientallen andere thema’s en landenkwesties die in de Veiligheidsraad aan bod komen.

  • Ik zou kunnen toelichten hoe België instrumenteel was voor de oprichting van een werkgroep over de impact van klimaatverandering op vrede en veiligheid.
  • We zouden kunnen spreken over hoe België in discussies over de humanitaire catastrofe in Jemen het internationaal humanitair recht, accountability, kinderbescherming en mensenrechten voorop plaatste.
  • U zou kunnen vragen hoe door Belgisch toedoen de VN-vredesmissie in Mali zich nu ook richt op het centrum van het land.

Maar ik wil het met u ook nog hebben over het “hoe” van ons lidmaatschap.

Waren er rode draden doorheen het lidmaatschap? Op welke manier heeft België zich, los van individuele dossiers, onderscheiden?

Met een opgemerkte focus op transparantie en openheid, bijvoorbeeld.

  • België heeft er vaak voor gezorgd dat mensenrechtenverdedigers of vertegenwoordigers van het middenveld aan de tafel van de Veiligheidsraad zaten om hun inzichten en ervaringen te delen.
  • Wanneer dat niet lukte, werden zulke actoren op een andere manier betrokken: via briefings, via consultaties in Brussel, New York of andere diplomatieke posten, met verzoeken voor input voor bepaalde onderhandelingen.
  • Dezelfde beschikbaarheid en openheid  gold ook jegens andere leden van de VN die niet in de Veiligheidsraad zetelden. Of voor de pers en andere media.

België profileerde zich ook sterk als verdediger van het internationaal recht, het internationaal humanitair recht, de mensenrechten en de rechtstaat.

  • Als aanspreekpunt voor wat betreft het Internationaal Strafhof streefde ons land systematisch naar sterke verwijzingen naar het Hof in relevante landendossiers zoals de DRC, Mali of de Centraal-Afrikaanse Republiek. België leidde door het mobiliseren van betrokken verdragspartijen ook de politieke verdediging van het hof tegen Amerikaanse inspanningen om het werk van het Internationaal Strafhof te bemoeilijken.
  • De Belgische diplomatie woog verder ook op de discussies over Vrouwen, Vrede en Veiligheid en seksueel geweld in de context van conflict. Men onthoudt vooral de Belgische inspanningen om gelijkgezinde landen te verenigen tegen Russische en in mindere mate Chinese manoeuvres om de vrouwen, vrede en veiligheidsagenda te ondergraven.
  • Een derde voorbeeld van de Belgische aandacht voor mensenrechten zien we in de inzet op sterke taal over mensenrechtenschendingen en straffeloosheid in de mandaten van bepaalde vredesoperaties. Ik denk bijvoorbeeld aan de MONUSCO vredesoperatie, waar België consistent pleitte voor het behoud van een cruciale mensenrechtencomponent.

Vanaf het begin van zijn mandaat heeft België zich willen concentreren op conflictpreventie. Maatregelen van de Veiligheidsraad zijn vaker curatief dan preventief. Dat moet veranderen.  We hebben de daad bij het woord gevoegd:

– België heeft de Verenigde Naties dan ook regelmatig gevraagd vooruitziende analyses uit te voeren om de Veiligheidsraad attent te maken op vroegtijdige waarschuwingssignalen voor mogelijk geweld.

– België heeft verschillende vergaderingen van de Veiligheidsraad geïnitieerd of gesteund om opkomende crisissen te bespreken die nog niet op de gewone agenda staan. Ik denk bijvoorbeeld aan de situatie in Kameroen of aan het overleg over de recente crisissen in Ethiopië en Nagorno-Karabach.

– Onze werkzaamheden als medeonderhandelaar over de teksten betreffende de rol van de Verenigde Naties in West-Afrika en de Sahel stonden eveneens geheel in het teken van conflictpreventie.

De Europese dimensie van ons mandaat was een ander kenmerk van het Belgische engagement. Als stichtend lid van de Europese Unie (EU) heeft België kosten noch moeite gespaard om een Europese stem in de Veiligheidsraad te ondersteunen.

De versterking van de Europese samenwerking kan bijvoorbeeld worden afgemeten aan een opmerkelijk aantal gezamenlijke “press stake-outs” van de EU die de Europese stem hebben versterkt. De EU is immers een belangrijke partner van de Verenigde Naties.

Bovendien zijn de EU en haar lidstaten vaak de belangrijkste donoren in conflictgebieden die in de Veiligheidsraad worden besproken. En militaire en civiele missies van de EU vormen vaak een aanvulling op vredeshandhavingsoperaties van de VN.

Geachte commissieleden,

De slogan van het Belgische mandaat in de Veiligheidsraad was “Fostering Consensus – Acting for Peace“. Consensus smeden dus. Dat brengt me bij een laatste kenmerk van het Belgische optreden. Ik denk inderdaad dat we zonder valse bescheidenheid mogen stellen dat we vaak bruggenbouwer waren in de verdeelde Raad.

  • We zagen dat met opmerkelijke resultaten in de Werkgroep Kinderen En Gewapend Conflict;
  • We zagen het ook in het Iraanse dossier – dat zei ik ook al;
  • Maar we zagen het ook – en daar hadden we het nog niet over – in de samenwerking onder verkozen leden van de Veiligheidsraad. Ons land was op dat vlak ongetwijfeld een drijvende kracht voor de verbetering van die samenwerking. In 2019 spraken die leden voor het eerst in de geschiedenis met één stem in de Veiligheidsraad om de werkmethode van het orgaan te verbeteren en de verdeling van de taken tussen permanente en niet permanente leden evenwichtiger te maken.

Datzelfde jaar heeft België samen met Koeweit en Tunesië alle uitgaande, zetelende en inkomende verkozen leden in Brussel bij elkaar gebracht om de samenwerking verder te bestendigen. Zo’n actie sluit perfect aan bij de inzet op verhoogde efficiëntie en effectiviteit van de Veiligheidsraad.

Als u mij vraagt of wij met voldoening kunnen terugblikken, zal het antwoord eerder “ja” zijn, ook al zijn er verschillende doelstellingen die wij niet hebben kunnen bereiken. Ja, omdat ondanks de omstandigheden wij erin geslaagd zijn om enkele successen te boeken in bepaalde dossiers, bepaalde waarden hoog in het vaandel te dragen en beslissingen in de goede richting te blijven sturen.

En als u mij vraagt of we het nog eens zouden proberen, dan denk ik dat het antwoord ook ja is. Ik denk dat een dergelijke verantwoordelijkheid in een dergelijk mandaat in deze tijden van meer dan wisselend evenwicht en nogal intense druk op het multilateralisme, hoewel iedereen nu beweert een ‘multilateralist’ te zijn, maar ik denk dat we verder moeten gaan dat het te beweren. We moeten er actief aan werken, en dat is wat we aan het doen zijn.

Wij vinden ook dat de Veiligheidsraad hervormd moet worden. De dynamiek tussen bepaalde permanente leden vermindert het vermogen van deze raad om op te treden en om een standpunt in te nemen. Ik denk dat het niet door deze obstakels, maar net dankzij deze obstakels is dat we actiever moeten antwoorden, om iets anders te kunnen doen dan op een holle manier over multilateralisme te praten, maar er actief aan deel te nemen. U weet hoe essentieel dit is voor een land als België.

Er is steeds meer concurrentie om de zetels van gekozen leden binnen de groep van Westerse landen.

Daarom wil ik België vandaag engageren voor de toekomst, het naar de toekomst projecteren en België voordragen als kandidaat voor een 7de mandaat. Het moet op een intelligente manier gebeuren, het moet op zo’n manier gebeuren dat het mogelijk is en volgens onze analyse is het meest geschikte momentum de periode 2037-2038. We zijn vandaag in 2021 en 2037-2038 is nog een lange tijd. Maar ik wil eraan herinneren dat het mandaat van vandaag, zoals ik in mijn inleiding zei, 12 jaar voorbereiding heeft gevergd tussen het moment waarop we hebben gekandideerd en het moment waarop we effectief kandidaat werden, en hoe meer kandidaten, hoe meer we in staat moeten zijn onszelf ver in de toekomst te kunnen projecteren om die zetel te kunnen bemachtigen.

 

Geachte commissieleden,

Voor ik uw vragen beantwoord, wil ik nog mijn dank uitdrukken.

Dank voor de inspanningen van alle geledingen van de Belgische diplomatie die werden betrokken bij de uitvoering van het mandaat.

Dank ook aan het Ministerie van Defensie dat met onder meer expertise van op het terrein een belangrijke rol speelde. Het lijdt geen twijfel dat de inzet van het honderdtal Belgische VN-blauwhelmen in MINUSMA ons land kennis van zaken, geloofwaardigheid en erkenning heeft gegeven.

Maar ook dank aan dit parlement want ik weet dat dit parlement en de leden van deze commissie dit dossier van dichtbij hebben gevolgd. Ik wil ook de vorige regeringen, de vorige ministers van buitenlandse zaken danken, die ervoor gezorgd hebben dat we vandaag kunnen zeggen dat wij een zesde mandaat achter de rug hebben.

Ik dank u voor uw aandacht.