Mondelinge vragen over de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de kwestie van de rechtsstaat in Europa

Enkel het gesproken woord telt

Het is waar dat onze waarden de Europese grondslag vormen. Niets anders. De rest werd later gebouwd. In de eerste plaats gaat het om onze waarden, waarvan de rechtsstaat inderdaad een onderdeel is.

De kwestie van de rechtsstaat – in Europa – is een essentiële en permanente prioriteit van ons Europees beleid, waarvoor België – zoals u weet – zich sterk inzet. De Europese verordening betreffende de conditionaliteit van de EU-begroting is een van de instrumenten die nodig zijn om deze te beschermen.

Gecontesteerd door Hongarije en Polen was het Hof van mening:

  • Ten eerste, dat het betrokken mechanisme wel degelijk is aangenomen op basis van een passende rechtsgrondslag,
  • vervolgens, dat het strookt met de procedure waarin artikel 7 van de Verdragen voorziet,
  • en dat het de grenzen van de aan de Unie verleende bevoegdheden respecteert.

Maar het belangrijkste – het belangrijkste – is dat volgens het Hof de eerbiediging door de lidstaten van de fundamentele waarden van de EU de basis vormt voor het wederzijdse vertrouwen en de onderlinge solidariteit. Dit is trouwens ons standpunt vanaf het begin.

Ik ben verheugd over de beslissing in dit arrest, die de geldigheid en de wettigheid van dit belangrijke mechanisme waarborgt.

Het is van cruciaal belang krachtig op te treden wanneer er sprake is van aanzienlijke of systematische schendingen van de rechtsstaat.

België heeft – zoals u weet – er bij de Raad herhaaldelijk op aangedrongen de Commissie aan te moedigen zo spoedig mogelijk van dit mechanisme gebruik te maken indien zich concrete gevallen voordoen, en wij herhalen deze oproep vandaag. Ik zal dit zelf nog eens doen, volgende week tijdens de Raad Algemene Zaken.

Hoewel deze verordening tot doel heeft de belangen van de EU te beschermen, is het gericht tegen schendingen van de rechtsstaat en is daardoor een zeer nuttige aanvulling op het institutionele arsenaal zoals het artikel 7 en de inbreukprocedures met betrekking tot de handhaving van de rechtsstaat in Europa. Deze maakt het mogelijk om problematieken als discriminatie, overtredingen van de rechtsstaat, aanval op de persvrijheid, corruptie, te vervolgen.

Ik zal dit antwoord op uw vragen afsluiten met een opmerking over hetgeen u heeft aangehaald, namelijk de Hongaarse anti-LGBTIQ-wet.

In dit verband zult u zich herinneren dat België de trekker was. Het waren wij, België, die 17 andere lidstaten hebben aangemoedigd om Hongarije op een zeer strenge manier te veroordelen met betrekking tot deze wet die onaanvaardbaar is. U hebt uitgelegd waarom. Het was België dat heeft gepleit om deze wet ten aanzien van de Commissie aan te klagen. U moet weten dat de Commissie dat heeft gedaan. Dat is haar taak, zij is de hoedster van de verdragen. Ze vroeg – eiste – dat Hongarije deze wet zou terugdraaien. Dat heeft het niet gedaan. Wij eisen nu – en wij vragen – dat het proces wordt voltooid. Ik zal dat volgende week nog eens doen.

Ik dank u.