Op vrijdag 19 maart heeft Sophie Wilmès, voormalig eerste minister en huidig vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken, het woord gevoerd voor de bijzondere commissie COVID-19. Samen met de parlementsleden maakte ze de balans op van het begin van de pandemie, deelde haar ervaringen en maakte een analyse van het crisisbeheer in ons land. Zes uur lang gingen de gesprekken over een brede waaier aan thema’s. Zo kon de ex-premier haar globale visie geven op de onderwerpen, en de leden stof tot nadenken bieden. Ze heeft ook een reeks aanbevelingen gedaan. Het moet ertoe leiden dat ons land in de toekomst beter voorbereid is op dergelijk crisisbeheer.

Sophie Wilmès vindt het proces dat met deze democratische oefening op gang is gebracht nuttig en gezond, in een geest van transparantie – ook al bestrijkt de oefening slechts een deel van de crisis, die helaas nog niet voorbij is. Deze realiteit maakt de analyse complexer. Gezien de institutionele structuur van België moet deze oefening uiteraard worden gezien in samenhang met de gesprekken die hebben plaatsgevonden in de verschillende deelstaatparlementen – de deelstaten die volledig bevoegd zijn voor een hele reeks dossiers. Het is ook duidelijk dat de huidige versnippering van de bevoegdheden – op vlak van gezondheidszorg in het algemeen en in tijden van crisis – serieuze aandacht zal moeten krijgen bij de reflectie over de volgende staatshervorming.

 

Contextualisering

In het algemeen benadrukte de oud-premier dat het belangrijk is elk sleutelmoment van de crisis te bestuderen in het licht van de kennis die er toen was, om anachronistische interpretaties te vermijden. Wat vandaag vanzelfsprekend lijkt, was dat niet bij het begin van de crisis. En ook nu kennen we het virus nog niet volledig. Bovendien was er het probleem dat er tijdens een deel van de crisis geen federale regering was met een meerderheid in het parlement en volheid van bevoegdheden.  Sophie Wilmès verwees uitdrukkelijk naar de bijzondere politieke context van die tijd, die de federale regering niet de solide democratische stabiliteit kon geven die nodig was om een dergelijke crisis te beheren.

 

De lockdown van maart

Een jaar geleden ging België in lockdown.

De gezondheidscijfers van maart vorig jaar mogen dan misschien minder indrukwekkend lijken dan de cijfers die we de laatste dagen zien, het blijft een feit dat het virus zich toen onder de waterlijn had ontwikkeld, en er op 12 en 17 maart 2020 hard moest worden ingegrepen. Oud-premier Wilmès bevestigde tegenover de parlementsleden dat de bestaande responsmechanismen op vlak van volksgezondheid en openbare orde gedurende de hele crisis lang zijn gebruikt. Zij benadrukte echter dat die niet aangepast waren aan een crisis die blijft aanslepen. Er werden twee nieuwe organen opgericht om te doen wat de bestaande structuren niet konden doen: de GEES, belast met de de afbouwstrategie, en de ERMG, die de gevolgen van de crisis voor de economische sectoren moest opvolgen. Er zij op gewezen dat er meteen begrotingsmiddelen zijn vrijgemaakt om werknemers en sectoren in moeilijkheden te helpen.

De lockdown van maart 2020 heeft het verwachte effect gehad op de circulatie van het virus. Dat onze ziekenhuiscapaciteit goed stand heeft gehouden, is een bewijs van de kracht van ons gezondheidssysteem, maar ook van de inzet en het professionalisme van ons personeel in de gezondheidszorg, dat onder grote druk en in zeer moeilijke omstandigheden moest werken. Daarom heeft de regering, zodra de situatie het toeliet, een brede sociale dialoog met de sector op gang gebracht om die op te waarderen. Die dialoog gaat nu door met de nieuwe ploeg. Sophie Wilmès wilde nogmaals haar dank betuigen aan het zorgpersoneel en, ruimer, aan iedereen die ons land tijdens de crisis draaiende heeft gehouden.

Voor oud-premier Wilmès moest de lockdown in België van meet af aan beperkt worden in de tijd, rekening houdend met de psychologische, sociale en economische gevolgen ervan. Zo denkt ze er vandaag nog steeds over. De gezondheidscrisis mag nooit worden benaderd vanuit slechts één van haar facetten. De risico’s van zo’n aanpak zijn potentieel te groot.

Ten slotte, hoewel het werken met “ministeriële besluiten” z’n waarde heeft bewezen tijdens een periode van urgentie, zou het volgens Sophie Wilmès raadzaam zijn een werkwijze te vinden die een actievere rol toekent aan het parlement.

 

Afbouw

De afbouwstrategie moest uitgetekend worden van A tot Z. Zo’n operatie was in ons land ongekend. Om ze op te zetten, hebben de autoriteiten de expertise ingezet van een reeks experts op vlak van gezondheid, maar ook van specialisten op andere sociale, economische of psychologische domeinen. Sophie Wilmès herhaalde haar dank voor de tijd en energie die zij in ieders belang daaraan hebben besteed.

De afbouwperiode, die tot de zomer in verschillende fasen verliep, ging gepaard met een aanzienlijke en bemoedigende daling van het aantal besmettingen, ziekenhuisopnames en sterfgevallen. Als dusdanig moet ze als een succes worden beschouwd.

De maatregelen die onze vrijheden inperkten zijn het meest zichtbare en waarschijnlijk het meest gevoelige aspect van het crisisbeheer, omdat ze ieder van ons getroffen hebben in ons dagelijkse leven, zelfs in onze sociale omgang. Het is daarom noodzakelijk dat deze maatregelen zolang ze van toepassing zijn, als legitiem worden beschouwd. Daartoe moet volgens de oud-premier alles in het werk worden gesteld om de wetenschappelijke kennis te vergroten, zodat de maatregelen doelgerichter kunnen worden ingezet en hun volle effectiviteit gegarandeerd is. Daarnaast was een barometer opgesteld, om tegemoet te komen aan de behoefte van mensen aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. Sophie Wilmès betreurde het dat dit project is opgegeven.

Om het draaglijk te maken voor de sectoren, de zelfstandigen en de werknemers die moesten stoppen met werken, moeten er naast deze beperkingen steunmaatregelen zijn, op maat van de uitdagingen.

 

Geen vraag ontweken

Tijdens de gesprekken met de commissieleden had oud-premier Wilmès de kans om terug te komen op enkele van de belangrijkste kwesties uit de crisisperiode. Zo werd onder meer de Nationale Veiligheidsraad van 23 september uitvoerig besproken, met een diepgaandere en meer rationele analyse van die periode. Sophie Wilmès is bijvoorbeeld ook uitgebreid teruggekomen op de levering van maskers en andere beschermingsmiddelen, zowel voor het personeel in de gezondheidszorg als voor het grote publiek. Ze ging geen enkele vraag uit de weg en herinnerde aan de evolutie van de adviezen van de wetenschap over dit onderwerp, het probleem van het wereldwijde tekort, de inzet om een strategische voorraad aan te leggen en ook de kwesties rond de Europese normen. Ook de teststrategie en de eerste voorbereidingen voor vaccinatie werden toegelicht. Meer in het algemeen gaf oud-premier Wilmès een opsomming van alle mechanismen die waren opgezet voor het geval een nieuwe golf zou komen – met name het Interfederaal Strategisch Plan Volksgezondheid COVID-19, dat in de zomer is opgesteld.

Op Europees niveau werden vele beslissingen genomen en toegelicht door Sophie Wilmès, die preciseerde dat België in zijn bilaterale internationale contacten een voortrekkersrol speelt bij de levering van beschermingsmiddelen aan de lidstaten, en ook bij het beschermen van de regels van de interne markt.

 

Conclusie

Tot slot sprak oud-premier Wilmès haar verwachtingen uit over de doelstellingen van de speciale commissie en hoopte op solide aanknopingspunten om het functioneren van de staat bij toekomstige crises te verbeteren. Ze wilde ook nog het woord richten tot de slachtoffers van Covid en hun familieleden. Ze zei dat ze ontroerd is door de solidariteit die mensen in deze uiterst moeilijke periode aan de dag hebben gelegd. “Het menselijke staat meer dan ooit in het middelpunt van onze aandacht. Niet vanuit een eng op-onszelf-betrokken-zijn, maar in onze relatie met anderen. Het is zonder twijfel onze totnogtoe grootste overwinning op het virus.”

De debatten zullen op een later moment verdergezet worden.