– Vrije vertaling –

Sophie Wilmès, die eerste minister was van 27 oktober 2019 tot 1 oktober 2020, was op het hoogtepunt van de pandemie verantwoordelijk voor het crisisbeheer. Vandaag staat ze als minister van Buitenlandse Zaken en Vice-eersteminister nog steeds in de frontlinie van de strijd tegen het virus.

Vijf maanden na haar aanstelling als hoofd van de Belgische diplomatie, een primeur voor een vrouw, blijft Sophie Wilmès nauw betrokken bij de strijd tegen Covid. Bijna een jaar lang was ze als eerste minister het gezicht en de stem van de voorlichting, de waarschuwingen en het verzet tegen de pandemie. Geprezen om haar vastberadenheid en empathie met de slachtoffers, heeft ze sindsdien een speciale plek veroverd in het hart van de Belgen en door haar functie als minister van Buitenlandse Zaken en Vice-eersteminister blijft ze in de frontlinie. Maar is zij veranderd, de vrouw van annus horribilis 2020, zij die ook een persoonlijke strijd heeft moeten leveren tegen het virus?

“Laten we vooral denken aan de mensen voor wie het erger was”

Ze heeft geen korenaar meer vast zoals afgelopen zomer, toen ze op de cover van Paris Match stond, naar aanleiding van een reportage op het platteland waar ze altijd ging wandelen, ver van het tumult van de crisis. Maar zij blijft diep doordrongen van gezonde, menselijke gevoelens, van een mooie eenvoud ondanks haar verantwoordelijkheden, van de behoefte ook om terug te keren naar de natuur na de moeilijke momenten die zij heeft doorgemaakt. “Het jaar 2020 was een zeer sterke en moeilijke ervaring,” vertelt ze. “In het vuur van de strijd kan je geen afstand nemen. Maar dan word je zelf ziek. Je moet je kinderen achterlaten, afscheid nemen van op afstand. Ik weet wat revalideren is. Ik heb met mijn ziekte leren omgaan tegenover mijn dierbaren. Voor andere mensen was het veel erger. Laten we eerder aan hen denken.”

Ik ben een gevoelige en vastberaden vrouw

Wanneer ze aankomt, zien we dezelfde glimlach als vorige zomer. Haar gezicht verraadt wat vermoeidheid, maar ze is aangenaam, dynamisch, energiek. Mocht het niet verboden zijn, dan zou ze je bij de hand nemen en rondleiden in haar nieuwe omgeving, waar zij zich tegenwoordig onderhoudt met de groten der aarde. Dat is Sophie ten voeten uit: enthousiast, hardwerkend en bovenal verantwoordelijk. Minister Wilmès is een vrouw van uitdagingen: zij wil trots zijn op haar titel, hem verdienen. Ze bezit ook een intelligent verleidingswapen: nooit vergeten wat haar ooit deed glimlachen, zelfs niet de onbelangrijke details in deze al te vaak wrede wereld. “Bijna had ik vandaag mijn sneakers weer aangetrokken,” grapt ze. “Ik zag ze gisteravond staan en dacht meteen terug aan het artikel dat Paris Match afgelopen zomer aan me wijdde.”

Er is zoveel veranderd sindsdien. Zoveel episodes in een soap die slecht had kunnen aflopen, net toen ze de post had verlaten waar ze zo had geschitterd, geholpen, verenigd. Maar het virus weigert elke voorkeursbehandeling. Sophie Wilmès praat niet graag over haar verblijf in het ziekenhuis: zij wil absoluut niet dat de aandacht naar haar gaat terwijl zovele anderen nog steeds aan het afzien zijn.

22 oktober 2020. De politica die zoveel empathie heeft getoond tijdens de gezondheidscrisis, het gezicht en de stem van de strijd tegen Covid, wordt zelf door het virus getroffen, opgenomen in het ziekenhuis, overgebracht naar de intensive care en op haar beurt gedwongen om een harde strijd te voeren tegen een sluwe vijand. Sophie weet nog steeds niet hoe ze besmet is geraakt. Wat zij wel weet is dat zij moeilijke momenten heeft meegemaakt, dat zij niet bang is geweest omdat ze vertrouwen had in de artsen, maar dat er veel ideeën door haar hoofd spookten, dat er de ziekte was, de vermoeidheid, de revalidatie. “Veel mensen hebben geliefden verloren, anderen hebben verschrikkelijk afgezien. Waarom zou ik over mijn eigen geval beginnen?” herhaalt ze. “Tot op vandaag vind ik het moeilijk om over mezelf te praten. Zelfs in de besloten kring van mijn gezin vind ik het moeilijk om eindelijk tegen mezelf te zeggen: jippie, het leven is mooi, terwijl er nog zoveel mensen in wanhoop verkeren.”

Ze praat liever over haar nieuwe gevechten. Niet minder boeiend dan de vorige. Europa, de wereld, de diplomatie, en vooral dit België dat zij met passie verdedigt. “Ons land is opmerkelijk en wordt opgemerkt”, zegt ze vol overtuiging. “Dit is geen misplaatste trots, het is een objectieve realiteit: wij spelen een belangrijke rol op internationaal niveau. Natuurlijk, alles is relatief volgens de grootte van het land. Wij zijn niet zo machtig als de Verenigde Staten, Rusland of China. Maar wij spelen een sleutelrol, vooral bij de verdediging van de mensenrechten. In het geval van de Oeigoerse gemeenschap, die het slachtoffer is van Chinese onderdrukking, was ik de eerste om te reageren op China’s vergeldingssancties tegen de EU en te zeggen dat we dit niet konden laten gebeuren.

Zij heeft haar debuut als minister van Buitenlandse Zaken inderdaad niet gemist, met enkele zeer krachtige verklaringen. Over Turkije: “Partners maken gebruik van de dialoog, niet van dreigementen.” Over Rusland: “Alexei Navalny (de anti-corruptieactivist die zich verzet tegen het regime van president Vladimir Poetin en in de gevangenis zit) moet worden vrijgelaten.” En dan hebben we het nog niet over China gehad. Sophie Wilmès heeft de ambassadeur in België ontboden om over het Oeigoerse bloedbad te praten. “Denk niet dat België zich binnen Europa niet inspant om ervoor te zorgen dat er sancties komen, zelfs tegen machtige landen als China en Rusland, om er maar een paar te noemen. Onze stem is ook belangrijk als het gaat om de wederopbouw van landen. Neem de toekomst van Syrië en Irak: wij zaten in de kleine discussiegroep van een dertigtal landen, naast de grote naties. België is nog steeds geloofwaardig. Ter plaatse hebben we onze F-16’s ingezet. Wij hebben inspraak in de aanpak van de pacificatie, stabilisatie en wederopbouw. Wij investeren in humanitaire hulp. We worden gerespecteerd. Wij hebben onze plek binnen Europa.” We brengen de moeilijkheden van Europa ter sprake. Het soms zeer zwakke engagement van de 27. De geschillen die vaak groter zijn dan de engagementen.

Het feit dat Europa maar al te vaak zijn tegenstanders gelijk geeft. Sophie Wilmès benadrukt. “Van buitenaf kan een diplomatiek taalgebruik bij sommigen overkomen als een zwaktebod. Dat is een vergissing. Wij zijn geen oorlogszuchtigen. We boeken resultaten omdat we de dingen niet brutaal of frontaal aanpakken. Keihard schreeuwen, en dan wat? Binnen Europa zijn er verschillen in de manier waarop tegen de dingen wordt aangekeken. Niet alle landen kunnen dezelfde gevoeligheid hebben. Maar wat belangrijk is, is het vermogen om eensgezind te zijn en zich uit te spreken in naam van de 27. Deze eenheid is fundamenteel.”

De vaccinatieflop

Alleen, het zit zo: als het gaat om het beheersen van de pandemie, klinken de woorden “Europa”, “eenheid”, “macht van de Zevenentwintig” heel anders – chaotisch zelfs – in de oren van de burgers. De vaccinatieflop, om er maar één te noemen, mag niet worden geminimaliseerd. En het feit dat het VK het zoveel beter doet dan de EU-landen, weliswaar na een pandemie met aanvankelijk tragische gevolgen, is op zijn minst ironisch te noemen: na de Brexit was de Britten een rampscenario voorspeld. En toch doen zij het beter dan wij. Dus waar is Europa? Sophie Wilmès riposteert. “De Engelsen begonnen eerder met vaccineren dan wij. Wij wilden liever voorzichtig zijn. Vergeet niet dat het meestal jaren duurt om een vaccin te produceren. Als iemand vorig jaar rond deze tijd had gezegd dat er twaalf maanden later een vaccin beschikbaar zou zijn, zou geen enkele wetenschapper dat geloofd hebben. Als het gaat om het inspuiten van een vaccin, dan wacht ik persoonlijk liever een paar weken langer om er zeker van te zijn dat de mensen daarna gezond blijven. Wie kan het ons kwalijk nemen dat we voorzichtig zijn? OK, de cijfers van het VK zijn indrukwekkender dan de onze, maar de Britten passen de strategie van de EU niet toe. Zij hebben een voorsprong met de eerste dosis, maar staan niet verder dan wij met de tweede. Natuurlijk zijn er problemen, maar Europa de schuld geven van de vaccinatieproblemen is een gratuite aanval. Vandaag is er een Europese taskforce om de productie van vaccins te versnellen. In Europa moeten we 500 miljoen mensen tegelijk vaccineren. Wij hadden geen enkel belang bij een inentingsoorlog tussen Europese landen, want dat zou zich tegen ons gekeerd hebben. Iedereen moet op gelijke voet staan. Het is op die manier dat we er gaan komen.”

Helaas bracht ook de episode van de mondmaskers de zwakke punten van de Europese Unie aan het licht. Sophie Wilmès geeft dit toe, maar countert tegelijkertijd. Typisch haar temperament. “We accepteren het feit dat we moeten samenwerken. In maart, bij het begin van de pandemie, stond België er helemaal alleen voor omdat sommigen in de eerste plaats aan zichzelf dachten. Terwijl er nog steeds mondmaskers werden geleverd op de luchthavens. Als de Europese solidariteit uitdooft, dan komen de mensen in de kou komen te staan! Het is gemakkelijk te beweren – maar niet bewezen – dat alles beter zou zijn zonder Europa.”

Politieke spelletjes

En dan hadden we het met de Vice-eersteminister nog niet gehad over de politieke spelletjes bij het beheer van de pandemie in België. Vraag: “Waarom blijft men in de Overlegcomités aan politiek doen wanneer de gezondheid van de mensen in gevaar is?” Sophie Wilmès is verontwaardigd. Een paar uur voor onze ontmoeting hadden we een reportage op de RTBF bekeken over de problemen met de Brusselse metro, die op bepaalde uren helemaal vol zit. Een getuige merkte in deze uitzending op dat, wanneer dit belangrijke probleem in het Overlegcomité aan bod komt, de politici hun verantwoordelijkheid niet nemen en er snel overheen gaan om maar geen beslissing te hoeven nemen. Nu is Sophie Wilmès echt kwaad. “Dat is niet waar! Er zijn zeer heftige debatten in het OCC, zeer moeilijke, maar niemand is bang om ze te voeren, dat is niet waar. Nee, nee en nee! Er zijn verschillende gevoeligheden, dat geef ik toe. Ik begrijp de frustratie, ik deel ze, maar dat betekent niet dat men verkeerde conclusies moet trekken. Ja, sommige dingen gaan niet snel genoeg en we moeten blijven werken. Dat is waar! Maar beweren dat politici zich achter hun pen verschuilen om hun verantwoordelijkheid te ontlopen, is niet correct. Iedereen mag kritiek geven, in België is dat soms zelfs een nationale sport. Dat is prima en het versterkt de democratie. Maar we mogen het kind niet met het badwater weggooien.” Toch maken sommigen mensen duidelijk misbruik van de situatie. Op de sociale netwerken voeden een aantal kampioenen in perfide communicatie het populisme, dat een mooie toekomst voor zich heeft. Is dat niet de schuld van sommige politici, die in de eerste plaats denken aan hun ideologie, hun partij, hun kiezers?

Het populisme en de moed om beslissingen te nemen

Sophie Wilmès laat zich niet voor de gek houden. “Ik accepteer dit soort demagogie niet. Het populisme wint terrein omdat we in een complexe, steeds sneller draaiende, vaak uiterst wrede wereld leven. Wanneer alles complex is, geven sommigen de voorkeur aan een binair discours omdat dat voor een deel van de bevolking geruststellender is. Goed of slecht, zwart of wit, ja of nee. Ik onderschrijf deze wereldvisie niet. We moeten elke dag keuzes maken in ons leven. Hetzelfde geldt voor de politiek. Voor de democratische partijen moet de opkomst van het populisme een sterk signaal zijn, maar het antwoord mag niet nog meer zwart-wit-denken zijn. Wij moeten voortdurend uitleggen wat er gebeurt en welke beslissingen wij nemen, in het belang van iedereen. We moeten de tijd nemen om te blijven vechten voor onze kernwaarden. Daarvoor heb je meer nodig dan 140 tekens in een tweet.”

De Vice-eersteminister vervolgt op dezelfde toon: “U legt een verband tussen wat wij doen en het overlijden van mensen tijdens de crisis, dat is ondenkbaar. Wie durft te beweren dat wij niet de moed hadden om beslissingen te nemen? De wereldwijde pandemie werd op 11 maart afgekondigd en op 13 maart hebben wij strenge maatregelen toegepast die zouden leiden tot een totale lockdown in België. Het spijt me, maar ik noem dat beslissingen nemen. Het zijn vaak moeilijke beslissingen, maar men kan de regering niet verwijten dat ze werkeloos toekijkt. Het probleem is dat wij midden in een nooit geziene crisis zitten. Dat we oplossingen proberen te vinden op basis van wat we op dit moment weten, en dat deze pandemie verder gaat dan alles wat we ooit eerder hebben gezien. De wetenschappelijke kennis is niet nauwkeurig genoeg om te kunnen zeggen “doe dit, doe dat en binnen X dagen is het voorbij, gegarandeerd”. Er liggen veel factoren aan de basis van deze crisis. In de eerste plaats moeten we een zekere nederigheid in acht nemen. Zowel onder politici als onder experten. Een crisis betekent veel moeilijkheden, hindernissen en problemen, vooral als hij lang duurt, en deze crisis zal nog lang duren. Het is des te gecompliceerder omdat iedereen uiteindelijk gefrustreerd zal raken. Dus moeten we de boot naar een veilige haven blijven sturen. Heb ik de toverformule gevonden? Nee. Niemand bezit die. Maar mensen tegen elkaar opzetten of er de brui aan geven is zeker niet de oplossing. Je moet tegen de stroom in blijven gaan, blijven uitleggen waarom je deze of gene beslissing neemt. De mensen zien af, ze zijn het beu. Dat weet ik, dat zie ik en dat begrijp ik. Maar extremen bieden geen antwoord. De organisatie van de maatschappij wordt niet geregeld door een onfeilbare computer!”

“De mensen zien af, ze zijn het beu. Dat weet ik, dat zie ik en dat begrijp ik. Maar extremen bieden geen antwoord.”

Het blijft een feit dat de herhaalde uitlatingen van Georges-Louis Bouchez, voorzitter van de MR, de standpunten van de leden van zijn partij niet vergemakkelijken. Op 25 maart wekte zijn tweet over “de drievoudige mislukking van de lockdown” zelfs de woede op van Sophie Wilmès. Een gewaagde opmerking, maar Wilmès gaat erop in. Zoals steeds. Op het gevaar af de rust in ons gesprek voorgoed te verstoren, moesten we ze stellen: “Wat vindt u van de uitlatingen van uw voorzitter?” “Het is niet omdat ik geen schokkende uitspraken doe, dat ik niet in staat zou zijn bepaalde dingen te zien of verantwoordelijkheid te nemen,” antwoordt zij. Natuurlijk had ze zich hieraan verwacht. “Maar ik heb graag het volledige plaatje, een volledig beeld van de situatie. U heeft het over een politiek spelletje wanneer u Georges-Louis Bouchez noemt, wel ik nodig u uit om eens rond te kijken naar wat er de afgelopen weken is gebeurd. Ik ben er niet van overtuigd dat Georges-Louis Bouchez de enige is die harde taal heeft gebruikt. Zou ik me op dezelfde manier uitdrukken zoals hij deed? Het antwoord is nee, en iedereen weet dat. We hebben niet dezelfde rollen. Hij heeft zijn job en hij zit in zijn positie. We mogen de moeilijkheden van het moment niet altijd herleiden tot een verklaring van een partijvoorzitter. Al onze energie moet naar de crisisbeheersing gaan: dat is een waarheid als een koe.” De storm van het interview is gaan liggen. “Als het over zulke fundamentele zaken gaat,” zegt ze, “kan ik nu eenmaal niet anders dan me met passie verdedigen.” Een mooi moment: ondanks de zware beproevingen en de niet altijd gemakkelijke gevechten, is Sophie Wilmès dezelfde gebleven. Met haar waarden, haar authenticiteit en onvermijdelijk haar verplichtingen. Maar ook haar dromen. In 2017 verklaarde zij al dat zij droomde van solidariteit en vrede voor Europa. Vandaag zou zij ook graag zien dat haar eigen land één front vormt, dat de burgers begrijpen wat er op het spel staat, dat de solidariteit tussen de Belgen reëel is, dat de generaties niet botsen als gevolg van de beslissingen. “Laten we de crisis niet herleiden tot een klassenconflict, zoals sommigen proberen te doen. We moeten ons verenigen”, zegt ze in het artikel over het “verdeelde België” dat aan deze reportage voorafgaat.

Zo is Sophie Wilmès nog steeds, zonder korenaar in de hand, maar met de hand op het hart. Een sterk karakter staat empathie niet in de weg. “Je kunt sterk en gevoelig tegelijk zijn,” zegt ze, als om op een zachtere noot te eindigen. Eindelijk vertelt ze iets over zichzelf, zij die haar privéleven altijd zo goed afschermt. Uit angst om haar vrijheid te verliezen? Voor haar is de vrijheid tegenwoordig in het bos te vinden, want ze heeft de smaak van het fietsen te pakken gekregen. Een fietstochtje vervangt de fitness-sessies in de garage. “Ik vind het geweldig omdat ik zo graag in de natuur vertoef. Het is goed voor mijn lichaam na wat ik heb doorgemaakt en het versterkt mijn revalidatie. Soms fietst mijn man met me mee, gewoon om me een plezier te doen. Hij is zelf namelijk heel sportief: zodra hij even flink doortrapt, moet ik hem lossen!”

Ze lacht. Enkele maanden geleden was ze oprecht ontroerd toen ze aan RTBF vertelde over haar ontslag uit het ziekenhuis: “Ik zal nooit het weerzien met mijn mama op Moederdag vergeten, samen met mijn kinderen. Ik zal nooit de steun van de mensen vergeten toen ik ziek was. Ik meen dit oprecht.” Ik ben niet veranderd”, voegt ze er nu aan toe, “maar ik kan niet vergeten wat de mensen doormaken en wat ik heb doorgemaakt.” “Haar telefoon gaat. Het is tijd om te vertrekken. Gevraagd naar haar favoriete playlist op haar gsm, geeft ze toe: “Ik ben romantisch. Ik hou van Jean-Jacques Goldman.” Wanneer hij zingt: “Et même si les tempêtes / Les dieux mauvais, les courants / Nous feront courber la tête / Plier genoux sous le vent / J’irai au bout” (En zelfs als de stormen / De kwade goden, de stromingen / Ons het hoofd zullen doen buigen / Onze knieën buigen in de wind / Ga ik er helemaal voor”)  Sophie Wilmès jaagt inderdaad haar dromen na. Ze meent het oprecht.

 

Marc Deriez

© Paris Match

De confrontaties van 1 april

Brussel, Terkamerenbos, 1 april. Een pacifistische betoogster daagt de ordestrijdkrachten uit. Ze zal later door een politiepaard omvergelopen worden. Verschillende onruststokers, die de beweging hadden geïnfiltreerd, worden gearresteerd.

Scènes van een stadsguerrilla, jongeren die de vrijheid opeisen, sceptische volwassenen, overrompelde politiediensten… De gebeurtenissen van afgelopen donderdag 1 april in het Terkamerenbos in Brussel tonen hoe extreem verdeeld de Belgische bevolking nu al weken, zo niet maanden, is over de maatregelen. Hoewel het vrijwel zeker is dat er nog meer van dergelijke voorvallen zullen plaatsvinden, is deze gebeurtenis een mijlpaal in de langzame maar onvermijdelijke toename van de ontevredenheid bij de jeugd. En, misschien, in de wijze waarop politici en experten de pandemie in de toekomst zullen aanpakken.

Sophie Wilmès praat met Match en een 19-jarige studente schreeuwt haar “uitputting” uit. Hoe kunnen de Belgen elkaar nog begrijpen in deze pandemie?

Het toeval wou dat wij een grote reportage hadden gepland over Sophie Wilmès, die als eerste minister een emblematische figuur was in de strijd tegen de pandemie, toen de gebeurtenissen van 1 april plaatsvonden. “De beelden die ik heb gezien hebben me diep geschokt”, vertelt ze aan Paris Match, “Ik ben geschokt wanneer ik politieagenten op de grond zie liggen. Ik ben evenzeer geschokt wanneer ik jongeren op de grond zie liggen. Ik begrijp niet dat het zover is kunnen komen. Was het echt onmogelijk om deze bijeenkomst te vermijden, door vooraf in te grijpen, voor het uit de hand liep? De jongeren waren wellicht niet van plan om de regels na te leven en dat mag hen duidelijk worden verweten. Nochtans was dit evenement al lang geleden aangekondigd en toch konden ze met velen naar het Terkamerenbos afzakken. Maar afgezien van enkele individuen, geloof ik dat de overgrote meerderheid geen kwade bedoelingen had. Het is echter duidelijk dat sommigen van hen zich gewelddadig en totaal onaanvaardbaar hebben gedragen tegenover onze politieagenten.”

“De organisatoren van dit evenement dragen een zware verantwoordelijkheid. Dit is duidelijk geen hoax,” aldus de minister van Buitenlandse Zaken en vice-eersteminister. “Mijn indruk een paar dagen na deze gebeurtenissen? Dat dit een totale puinhoop was. Voor absoluut iedereen. Vandaag moeten we verder gaan dan verklaringen. We moeten lering trekken uit wat er gebeurd is, om te anticiperen op het beheer van de openbare ruimte, maar niet alleen dat. Wij moeten in ons crisisbeheer ook rekening houden met de oorzaken van de toename van dit soort bijeenkomsten en antwoorden vinden, zonder onze gezondheidsdoelstellingen in gevaar te brengen. ”

“Het is onze plicht om op de crisis te reageren en daarbij oog te hebben voor alle dimensies ervan. Laten we er geen generatieconflict van maken.”

Sophie Wilmès begrijpt de frustratie van de jongeren, die nu al een “opgeofferde generatie” worden genoemd. “Ik ben moeder van tieners. Voor hen is het echt niet gemakkelijk.  Ik heb een beetje moeite met de term “opgeofferde generatie”, omdat dit erop lijkt te wijzen dat alleen jongeren offers hebben gebracht, terwijl dat voor de hele bevolking geldt. Iedereen heeft iets verloren tijdens deze vreselijke crisis. Maar het valt niet te ontkennen dat het sociale leven van doorslaggevend belang is voor de ontwikkeling van jongeren. En dat heeft extreem geleden onder de crisis, omdat het net via nauwe sociale contacten is dat het virus zich zeer snel verspreidt. Het is niet voor niets dat ik vraag om ook meer aandacht te besteden aan de geestelijke gezondheid. We moeten hier aandacht aan besteden tijdens de epidemie maar ook daarna. Ik ben ook bezorgd over de schooluitval. We weten dat vroegtijdig schoolverlaten langdurige maatschappelijke gevolgen heeft. Het is niet voor niets dat wij in België altijd zoveel mogelijk hebben gepleit voor het openhouden van de scholen. In dit verband moeten wij ons zeker zorgen maken over de repercussies van deze jarenlange gezondheidscrisis op langere termijn.”

Ook al hebben de jongere generaties de oorlog niet meegemaakt, toch vragen sommige volwassenen zich af of het niet opportuun is eraan te herinneren dat de Belgische burgers tijdens de laatste wereldoorlog en de bezetting van België vijf lange jaren zonder vrijheid hebben moeten leven en dat de levensomstandigheden toen veel harder waren dan vandaag? Is het geen smet op de nagedachtenis van onze (over)grootouders om dit te vergeten?

“Ik ben een groot voorstander van de plicht tot herinnering. Maar laten we niet alles door elkaar halen,” zegt de ex-premier. “Het is waar dat de ontberingen van vandaag in geen enkel opzicht vergelijkbaar zijn met die van vroeger, maar dat maakt het nog niet tot een autoriteitsargument waarmee we het huidige lijden van de hele bevolking, van de jongeren en de minder jongeren, terzijde kunnen schuiven. Het is onze plicht om op de crisis te reageren en daarbij oog te hebben voor alle dimensies ervan. Laten we er geen generatieconflict van maken! Net zoals we er ook geen communautair conflict van mogen maken, of een conflict tussen gezondheid en economie, tussen lichamelijke gezondheid en geestelijke gezondheid… of de crisis mogen herleiden tot een klassenconflict, zoals sommigen proberen te doen. Vandaag moeten we ons verenigen.”