Vandaag is het de internationale dag van de mensenrechten. Vicepremier en minister van Buitenlandse Zaken Sophie Wilmès en minister van Ontwikkelingssamenwerking Meryame Kitir onderstrepen dat België zich blijft inzetten voor de bescherming en bevordering van alle mensenrechten voor iedereen.
Dat is meer dan ooit nodig. De COVID-19 pandemie is wereldwijd een stresstest gebleken voor mensenrechten. Er was het voorbije jaar helaas een negatieve impact merkbaar op zowel economische en sociale rechten als op burgerlijke en politieke rechten. Volgens de VN kregen vooral vrouwen en mensen die al kwetsbaar waren vóór de pandemie, het hard te verduren. Zoals elke crisis, biedt ook deze crisis echter opportuniteiten. Beide ministers delen dan ook de mening van de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten, Michelle Bachelet: “we can recover better”.
Het Belgische engagement voor mensenrechten is onwrikbaar. Niet alleen bilateraal, maar ook in de EU en op internationale fora blijft ons land ijveren voor rechten die inherent zijn aan alle mensen, ongeacht hun ras, geslacht, nationaliteit, taal, religie of enige andere status.
Ons land zal ook mee zijn schouders zetten onder de verwezenlijking van het EU Actieplan Mensenrechten en Democratie (2020-2024) dat recent werd aangenomen door de Raad Buitenlandse Zaken. Ook zal het jaar 2021 in het teken staan van de 20ste verjaardag van de Wereldconferentie tegen racisme (Durban).
Dit engagement wordt eveneens vertaald in de keuze van het VN Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten als partner van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, met een bijdrage aan zijn kernbudget van 2 miljoen euro per jaar. Ook met bijkomende financiële steun in 2020 aan het VN Hoge Commissariaat voor de Mensenrechten (500.000 euro) en de Raad van Europa ter versterking van de rechtstaat (2 miljoen euro), voegt België de daad bij het woord.
Om internationaal geloofwaardig te zijn, is het bovendien cruciaal dat elk land binnen de eigen landsgrenzen zijn engagementen nakomt. Dit geldt ook voor België. Iets wat minister Wilmès ook persoonlijk ter harte wil nemen: “Het is belangrijk dat een onpartijdige buitenstaander ons beleid met betrekking tot de universele grondbeginselen van de rechtsstaat en de mensenrechten regelmatig kritisch tegen het licht houdt. Iets meer dan een maand geleden heeft België zijn eerste “peer review” doorstaan tijdens de jaarlijkse dialoog over de rechtsstaat binnen de Raad Algemene Zaken van de Europese Unie. In het kader van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties bereidt België momenteel zijn derde universele periodieke evaluatie voor, die in mei volgend jaar zal plaatsvinden”. Ons land zal de aanbevelingen die we via deze verschillende internationale mechanismen ontvangen, blijven opvolgen.
Ook in de partnerlanden van de Belgische ontwikkelingssamenwerking blijven we trouwens inzetten op een versterking van de mensenrechten. Als antwoord op de COVID-crisis voorzien we in extra financiering voor meerdere mensenrechtenprojecten. En dat zullen we blijven doen. Want zoals Minister Kitir zegt: “mensenrechten zijn meer dan een westerse uitvinding om staten te pesten. Ze vormen voor ons de basis van een goed functionerende samenleving. Zonder mensenrechten verliezen onze interventies hun impact. Waarom zou de Belgische belastingbetaler zwaar investeren in een kwalitatief onderwijssysteem in land x, als meisjes niet het recht krijgen om deel te nemen? Het is dus cruciaal om die speciale relatie die we met onze partnerlanden hebben, te gebruiken om concrete stappen vooruit te zetten, of het nu gaat om gendergelijkheid, het recht op onderwijs of sociale bescherming. Het is deze dialoog en samenwerking op het gebied van de mensenrechten die ik een belangrijkere plaats wil geven in onze ontwikkelingssamenwerking. Ook dit is geen machtsspel. Het betekent dat we de mensenrechten tot het leven van de mensen moeten terugbrengen. Om mensen te versterken“.