De Tijd – 23.05.2020 – JASPER D’HOORE 

‘België heeft nood aan een regering met een zo breed mogelijke meerderheid’, zegt premier Sophie Wilmès. Op het Vlaams Belang en de PVDA na wil de Franstalige liberale alle partijen verbinden rond een relanceplan om de economie uit het slop te halen.

Rustig is het voor premier Sophie Wilmès (45) de afgelopen drie maanden op geen enkel moment geweest. Ook nu de acuutste fase van de coronacrisis achter ons ligt, holt ze van vergadering naar afspraak. De betere cijfers van het aantal ziekenhuisopnames maken daarbij almaar vaker plaats voor gitzwarte economische tabellen. ‘Ik hoop dat in de gezondheidszorg het ergste achter de rug is, maar ik heb geen kristallen bol. We doen alles om een tweede golf te vermijden en, als die er toch komt, ze zo klein mogelijk te houden’, zegt de Franstalige liberale.

Eind oktober volgde Sophie Wilmès (MR) haar partijgenoot Charles Michel op, die naar Europa vertrok. In afwachting van een wissel van de macht zou ze enkele weken aan het hoofd staan van een regering in lopende zaken, dacht ze. Het draaide anders uit: Wilmès is de kapitein tijdens de grootste mondiale crisis sinds de Tweede Wereldoorlog.

Ik doe wat nodig is en blijf mezelf, met mijn capaciteiten én mijn gebreken.

In Wallonië krijgt Wilmès lof voor haar kalme en empathische aanpak. Haar politieke tegenstanders spreken schertsend over ‘Sainte Sophie’, de heilige Sophie. In Vlaanderen is er wat meer kritiek, vooral omdat de eerste minister in het begin van de crisis onzichtbaar leek te zijn. Met haar imago zit ze naar eigen zeggen niet in. ‘Ik doe wat nodig is en blijf mezelf, met mijn capaciteiten én mijn gebreken.’

Een volwaardige regering is de ploeg-Wilmès niet. Pogingen om bij het uitbreken van de coronacrisis het ontslagnemende kabinet uit te breiden mislukten. Als noodgreep werd de regering-Wilmès geüpgraded tot een regering met volheid van bevoegdheden. Het blijft een minderheidskabinet, maar behalve op het Vlaams Belang en de PVDA kan het op de steun van alle partijen rekenen. Volmachten, waardoor snel beslissingen kunnen worden genomen, komen er nog eens bovenop.

De PS legde afgelopen week een relanceplan op tafel en maakte daar meteen de inzet van de onderhandelingen over de vorming van een volwaardige regering van. Wat moet er volgens u gebeuren?

Sophie Wilmès: ‘Dat hangt ervan af wat je onder relance verstaat. We kunnen zonder problemen verder bouwen op de ondersteunende maatregelen die we al hebben genomen. We hebben de mensen en de bedrijven voor 13 miljard euro aan ondersteuning gegeven en via de banken zijn voor 50 miljard euro aan waarborgen verleend. De soepele regels voor tijdelijke werkloosheid en het overbruggingsrecht voor zelfstandigen lopen tot 30 juni. We zullen die allicht verlengen. Het zijn hervormingen die we snel kunnen doen.’

‘Daarnaast moeten structurele maatregelen ons helpen uit het dal te kruipen. Het gaat om ingrijpende hervormingen die onze economie veranderen. Daarvoor heb je een relanceplan nodig en het klopt dat zoiets deel moet uitmaken een regeerakkoord. We worden misschien wel gesteund door een meerderheid in het parlement, maar we zijn een minderheidsregering en beschikken niet over voldoende draagvlak om zulke ingrijpende beslissingen te nemen.’

Op welke termijn moet die volwaardige regering er komen?

Wilmès: ‘Ten laatste eind september moet ik het vertrouwen vragen van het parlement. Tot dan blijf ik honderd procent geëngageerd mijn werk voortzetten. Maar is dat wat België nodig heeft? Ik denk het niet. België heeft nood aan een regering die over een meerderheid in het parlement beschikt. Hoe sneller die er komt, hoe beter.’

Hoe moet die regering er uitzien?

Wilmès: ‘Gezien de gigantische uitdagingen waar we voor staan, kunnen we het best vertrekken van de groep van tien partijen die ons ondersteunen, de zogenaamde grande union, en kijken hoe ver we geraken. Hoe breder de regering gedragen wordt, hoe beter ze zal werken. Ik zeg niet dat het met zijn tienen moet, maar hoe groter de meerderheid, hoe beter.’

Bij een bezoek aan een ziekenhuis draaide het zorgpersoneel u afgelopen week symbolisch de rug toe. Heeft u dat doen beseffen dat er, naast een relanceplan, ook werk moet worden gemaakt van hervormingen in de zorg?

Wilmès: ‘Ik ben niet verbaasd dat er ongenoegen is. Net om daarover te praten trek ik naar de ziekenhuizen. De problemen in de zorg, en dan zeker van het verplegend personeel, waren voor de coronacrisis al bekend, maar ze zijn nog veel nijpender geworden. Als de crisis al tot iets goeds gaat leiden, is het dat ze iedereen bewust heeft gemaakt dat maatregelen nodig zijn.’

‘Het beroep van verpleegkundige wordt onvoldoende gewaardeerd. En dan gaat het niet alleen over het loon, maar ook over de organisatie van het werk. Er is simpelweg onvoldoende personeel. Dat is frustrerend, want het zorgpersoneel doet zijn werk uit engagement en beseft dat elke daad ertoe doet. Als je dan ’s avonds moet vertrekken met het gevoel dat je opnieuw niet volgens de regels van de kunst hebt kunnen werken. (zucht) Dat doet me pijn.’

Die gekeerde ruggen waren een sterk beeld, maar het choqueert me niet. Als ik terugdenk aan die dag, zie ik eerder de tranen in de ogen van het verplegend personeel.

Welke impact heeft dat beeld van die gekeerde ruggen op u?

Wilmès: ‘Het was een sterk beeld, en de boodschap van die mensen is sterk, maar het choqueert me niet. Als ik terugdenk aan die dag, zie ik eerder de tranen in de ogen van het verplegend personeel (wordt zelf emotioneel). Als je met hen praat, merk je dat ze diep geraakt zijn door wat ze hebben meegemaakt. Het is een duidelijk signaal dat iets moet gebeuren.’

Als minister van Begroting in de regering-Michel voerde u een ander beleid: toen bespaarde u op de zorg.

Wilmès: (richt zich op) ‘Laat ons een beetje genuanceerd blijven. Als wordt gesproken over besparingen in de gezondheidszorg, moet je weten dat nog altijd meer geld wordt uitgegeven. Onder de vorige regering werd jaar na jaar meer geld in de zorgsector gestopt, maar het was minder dan in de jaren voordien. De groeinorm was er, dat is een objectief gegeven. Net zoals het een objectief gegeven is dat slechts vier Europese overheden in verhouding tot het bruto binnenlands product meer geld in de zorgsector steken.’

‘Dat belet niet dat er in de gezondheidszorg zaken zijn waar we meer geld in moeten stoppen. Maar er zijn ook uitgaven waarmee je misschien iets anders moet gaan doen. We moeten een objectieve analyse maken van waar we efficiënter kunnen werken. Ik krijg het van de zwart-witdiscussies, waarbij je ofwel bespaart ofwel massief geld injecteert. De juiste aanpak ligt doorgaans in het midden.’

Door de huidige staatsstructuur en de warrige bevoegdheidsverdeling is efficiënt werken in de zorg bijna onmogelijk. De rusthuizen lijken het kind van de rekening te zijn geworden, want daar was een tekort aan alles.

Zelfs na een vereenvoudiging blijft België een land met een federale overheid en gemeenschappen en gewesten. Die moeten samenwerken. Als dat niet gebeurt, werkt het niet. Zo simpel is het.

Wilmès: ‘Bij de rusthuizen is het nochtans duidelijk: dat is een regionale bevoegdheid. Maar zelfs de grootste voorstanders van het verder splitsen van bevoegdheden leken tijdens de coronacrisis een mentale switch te hebben gemaakt: de federale overheid werd plots bevoegd voor alles.’

‘De crisis heeft de al bekende problemen rond bepaalde bevoegdheidsverdelingen blootgelegd. Mensen die met de materie bezig zijn, wisten al lang waar die zaten. Ook de bevolking heeft nu kunnen zien waar het misloopt. Maar het is niet allemaal slecht: deze crisis heeft ook getoond dat de federale overheid en de deelstaten kunnen samenwerken en samen tot akkoorden kunnen komen.’

Moet er een nieuwe staatshervorming komen?

Wilmès: ‘Er is nood aan een vereenvoudiging. We moeten met de nodige afstand en los van elke ideologie een objectieve analyse maken van welk niveau het efficiëntst is om een bepaalde bevoegdheid uit te oefenen. Dat kunnen de regio’s zijn, maar ook de federale overheid.’

‘Zelfs na zo’n vereenvoudiging blijft België een land met een federale overheid en gemeenschappen en gewesten. Die moeten samenwerken. Als dat niet gebeurt, werkt het niet. Zo simpel is het. Maar dat debat is niet het meest dringende. De urgentie ligt bij de maatregelen die ons uit de economische crisis kunnen helpen. Laat ons dat werk niet in gevaar brengen door institutionele kwesties.’

FOTO: © De Tijd