De Tijd – zaterdag 2 november 2019 – Jasper D”Hoore en Dieter Dujardin

De eerste vrouwelijke premier is Sophie Wilmès al, als het even kan, wordt ze ook graag de kortst zittende eerste minister van België. ‘Hier blijven zitten? Waarom? Omdat de zetels comfortabel zijn?’

In de Belgische politiek is al veel gepasseerd, maar een nieuwe premier die geen premier wil blijven, is ongezien. Vorige zaterdag schoof het kernkabinet de 44-jarige Sophie Wilmès (MR) naar voren als opvolgster van haar partijgenoot Charles Michel. Die wil zich volledig richten op de voorbereiding van zijn voorzitterschap van de Europese Raad, dat hij op 1 december opneemt. ‘Het is een eer hem op te volgen’, zegt Wilmès tijdens haar eerste grote interview met een Vlaamse krant sinds ze de sleutels van de Wetstraat 16 in handen kreeg.

Michel heeft zijn persoonlijke spullen uit het 19de-eeuwse bureau in hartje Brussel gehaald. Enkel een schilderij van de Belgische schilder Pierre Alechinsky is blijven hangen. Veel tijd om het kantoor een persoonlijke toets te geven heeft Wilmès nog niet gehad. Her en der staan foto’s van haar kinderen en een telraam verraadt dat ze minister van Begroting is geweest. Op een door haar dochter geschilderd portret staan de handen van de premier nogal nadrukkelijk afgebeeld, allicht omdat ze er veelvuldig mee gesticuleert. ‘Mensen vragen me om die reden soms of ik Italiaanse roots heb, wat niet het geval is’, lacht ze.

Sophie Wilmès (44)

Koning Filip benoemde Sophie Wilmès vorig weekend tot eerste minister van het land. Ze is de eerste vrouw die de functie bekleedt. Wilmès volgt Charles Michel op, die op 1 december voorzitter wordt van de Europese Raad. Tot nog toe was ze bevoegd voor Begroting. Wilmès stapte in 2000 in de politiek, eerst op lokaal niveau. Van 2007 tot 2015 was ze schepen in Sint-Genesius-Rode.

De vergaderingen volgen elkaar in spoedtempo op en Wilmès’ woordvoerder geeft ons 30 minuten voor een interview over haar leven en ambities en het onverwachte premierschap. ‘Er is nogal veel veranderd op korte tijd’, zegt ze glimlachend. Alhoewel, helemaal onverwacht kwam de promotie niet. Toen in augustus duidelijk werd dat niet enkel Michel, maar ook MR-vicepremier Didier Reynders naar Europa trok en een nieuwe federale regering nog enige tijd op zich zou laten wachten, was Wilmès de kandidaat-premier-in-lopende-zaken van de Franstalige liberalen. Na het vertrek van de twee boegbeelden moet zij de prima donna worden en het premierschap is daarvoor de ideale bühne.

Een feestje heeft Wilmès niet gebouwd toen duidelijk werd dat ze premier zou worden en champagne kwam er evenmin aan te pas. Zonder dat we ernaar vragen, begint ze over haar gezin. ‘Ik heb samengezeten met mijn familie. Ik heb vier kinderen en ze zijn het gewoon dat ik niet veel thuis ben. Ik heb hen gezegd dat het nog een beetje erger zou worden. Ik hoop voor hen en voor het land dat dit niet te lang duurt en dat snel een volwaardige regering kan worden gevormd.’

189 jaar

Wilmès is de eerste vrouw die het in de 189 jaar die België bestaat tot het hoogste politieke ambt schopt. Net als in Vlaanderen, waar Liesbeth Homans (N-VA) minister-president werd omdat haar partijgenoot Geert Bourgeois naar het Europees Parlement vertrok, krijgt ze de functie tijdelijk omdat een man een andere job vond. Of de première dat niet sneu vindt? ‘Ik zie het anders’, merkt ze op terwijl ze van een glas water nipt. ‘Voor het eerst is een vrouw eerste minister en ze doet dat in lopende zaken. Dat is iets anders dan zeggen dat het ‘maar’ in lopende zaken is. Ik ben vereerd, want zo wordt een precedent gecreëerd. Iedereen ziet nu dat een vrouw premier kan zijn.’

Wilmès was er niet bij toen de regering-Michel in 2014 uit de startblokken schoot, maar werd een jaar later minister toen haar partijgenoot Hervé Jamar opstapte om gouverneur van de provincie Luik te worden. Haar benoeming tot premier kwam voor veel Vlamingen als een verrassing. Heel bekend is ze in het noorden van het land niet en met haar zakelijke en ietwat afstandelijke stijl zoog ze weinig media-aandacht naar zich. Ze stond in de schaduw van toenmalig minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA), die graag over de begrotingscijfers communiceerde.

“Het klopt niet dat het begrotingstekort de schuld is van de regering-Michel. Toen die viel, was het tekort historisch klein.”

Wilmès begon haar politieke carrière 19 jaar geleden, toen ze in Ukkel woonde en voor de Europese Commissie werkte. ‘Na mijn uren was ik actief in een buurtcomité. Met de gemeente zaten we samen over een bouwvergunning en ik vond de samenwerking met andere inwoners zeer fijn. Ja, dat is heel administratief, maar de politieke microbe heeft me zo te pakken gekregen.’

Over haar politieke kleur heeft Wilmès niet getwijfeld. Voor de MR koos ze omwille van de waarden waarvoor de partij staat. Ze steekt een discours af over vrijheid, verantwoordelijkheid en solidariteit. Het klinkt wat vaag en als we opmerken dat ze zich vanuit hetzelfde engagement evengoed bij de Franstalige socialisten had kunnen aansluiten, moet Wilmès lachen. ‘Als we het verschil met de PS niet meer duidelijk kunnen maken, moeten we terug naar school om onze communicatievaardigheden aan te scherpen. Anders dan de socialisten vinden wij dat de staat mensen moet helpen en een kader moet scheppen, maar hij mag niet te opdringerig zijn. Mensen en bedrijven kunnen heus zichzelf wel organiseren.’

Midden de jaren 2000 verhuisde Wilmès naar de Vlaamse faciliteitengemeente Sint-Genesius-Rode, waar ze met haar Australische man woont. Ze was er tussen 2007 en 2015 schepen. Ze kwam er in botsing met Geertrui Windels, de vrouw van ex-premier Herman Van Rompuy (CD&V), die eveneens een tijdlang schepen was in Sint-Genesius-Rode en die Wilmès ooit de ‘ergste van mijn pesters’ noemde. Windels vond dat ze als Vlaming in de door Franstaligen gedomineerde gemeente werd tegengewerkt.

Wilmès wil niet ingaan op de uitspraken van Windels, maar betwist dat ze een Vlamingen-haatster is. ‘Ik heb er toen niet op gereageerd en ik ga dat ook vandaag niet doen, want ik vind dit geen waardige discussie. Maar het beeld dat door die uitspraak werd geschapen strookt niet met wie ik ben of hoe mijn partij werkt in mijn gemeente.’

Evenmin heeft Wilmès zin om een polemiek te beginnen met N-VA-kopstuk Theo Francken. Omdat ze bij de provincieraadsverkiezingen van 2012 opkwam voor de Union des Francophones (UF), een lijst van Franstalige politici in de Vlaamse rand, opende hij afgelopen week de aanval op zijn voormalige regeringscollega. De UF noemde hij een ‘Fransdolle’ partij. ‘Zijn analyse is zijn analyse’, reageert Wilmès onderkoeld. ‘Ik ben de premier van alle Belgen en ik wil graag werken in een dynamiek van wederzijds respect. Dat respect moet dan wel van twee kanten komen.’

Gat van 11 miljard

Wilmès’ benoeming tot premier botste in Vlaanderen nog om een andere reden op kritiek. Als minister van Begroting laat ze een tekort na dat volgend jaar oploopt tot 11 miljard euro. Dat ze met zo’n rapport beloond wordt met het premierschap, vinden sommigen cynisch. De liberale die alle vragen met de glimlach heeft beantwoord, geraakt plots wat geagiteerd. Ze zet een starre blik op en begint te doceren. ‘Het is onjuist te zeggen dat het huidige deficit het resultaat is van het beleid van de regering-Michel. De regering is in december 2018 gevallen. Het begrotingstekort was toen historisch klein en de schuld was gedaald. Was dat voldoende? Misschien niet, maar het was een hele prestatie.’

De ontsporing is er gekomen in de periode dat de regering-Michel in lopende zaken was. Wilmès betwist dat die te weinig vooruitziend is geweest en er te weinig over heeft gewaakt dat de inkomsten op lange termijn matchen met de uitgaven. ‘Het tekort is een gevolg van de vergrijzing. Er is een structureel onevenwicht tussen de uitgaven van de sociale zekerheid en de inkomsten, waardoor het saldo bij gelijk beleid elk jaar verslechtert. Een regering met volle bevoegdheden kan daarop ingrijpen, een in lopende zaken niet.’

“Nu de regionale regeringen zijn gevormd, hebben de twee grootste partijen geen enkel excuus meer om te blijven wachten.”

Onder meer door de penibele toestand van de begroting laat een nieuwe federale regering volgens Wilmès best niet lang meer op zich wachten. Haar bevoegdheden in lopende zaken zijn beperkt en ze heeft niet de ambitie zelf veel initiatieven te nemen om in het parlement een werkbare meerderheid te vinden. ‘Nu de regionale regeringen zijn gevormd, hebben de twee grootste partijen (de N-VA en de PS, red.) geen enkel excuus meer om te blijven wachten. Ze moeten met de mogelijke coalitiepartners aan tafel gaan zitten om de dingen in beweging te krijgen.’

De woordvoerder, die de hele tijd als een bodyguard enkele meters verderop de wacht stond te houden, komt tussen en zegt dat Wilmès naar haar volgende afspraak moet. Of de volgende regering een paars-gele met de N-VA of een paars-groene zonder de Vlaams-nationalisten moet zijn, willen we nog snel weten. ‘Exclusieven maken de puzzel alleen maar moeilijker. Het moet over een project gaan, maar tot nog toe werd daar helaas niet over gesproken’, klinkt het ontwijkend. Dat project moet van haar sociaal-economisch zijn. In een nieuwe staatshervorming heeft haar partij geen zin.

Als snel een nieuwe regering met een andere premier wordt gevormd, belandt Wilmès in het rijtje met Camille Huysmans, Jean Duvieusart, Pierre Harmel, Mark Eyskens en Herman Van Rompuy. Dat zijn naoorlogse premiers die het geen jaar in de Wetstraat 16 hebben uitgehouden. Wie in de Wetstraat 16 woont, wil daar doorgaans blijven, maar Wilmès heeft daar blijkbaar weinig ambitie voor. ‘Waarom? Omdat de zetels hier comfortabel zijn? (wijst naar haar woordvoerder) Hij is zich aan het ergeren, want ik heb een andere afspraak en we blijven te lang praten. Het enige wat telt, is het project dat we op poten kunnen zetten. Laat ons eerst daarnaar kijken. En liefst snel.’

Photos: © Siska Vandecasteele / De Tijd