Alleen het gesproken woord telt.

 

Mijnheer de voorzitter,

Dames en heren afgevaardigden,

 

De indicatoren die ons in staat stellen de evolutie van covid-19 op te volgen, zijn inderdaad al enkele dagen bemoedigend. We merken op dat de reproductiegraad van het coronavirus, de R-waarde, gemiddeld 0,8 bedraagt. Dit betekent dat een ziek persoon gemiddeld 0,8 andere mensen besmet. Terwijl deze R-waarde 2 en 3 was vóór de aankondiging van de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van het virus te beperken. Sinds het begin van de crisis zijn 9 800 mensen uit het ziekenhuis ontslagen. En dit is het resultaat van het harde werk van veel van onze medeburgers en we danken hen daarvoor.

We mogen onze inspanningen echter niet laten verslappen, want we weten dat de situatie nog steeds zeer fragiel is. Vermoeidheid, angst, het gemis van onze geliefden of het zonnige weer kunnen ons ertoe aanzetten om minder waakzaam te zijn, omdat we zouden kunnen denken dat een kleine inbreuk op de lockdownregels misschien niet zo erg is.

En toch kan elke actie die we ondernemen gevolgen hebben voor onszelf en onze naasten. De gezondheidsgegevens bewijzen het: het niet naleven van de maatregelen leidt meestal twee weken later tot een toename van het aantal ziekenhuisopnames.

Het is dus van essentieel belang om de maatregelen te blijven naleven. Het is net zo belangrijk om zich te isoleren zodra de eerste symptomen zich voordoen, in afwachting van het advies van de arts.

 

Zoals u weet, heeft de Nationale Veiligheidsraad, uitgebreid met de ministers-presidenten, afgelopen woensdag beslist om de algemene inperkings- en socialdistancing-maatregelen te verlengen tot 3 mei, maar tegelijkertijd te voorzien in enige versoepeling om de lockdown draaglijker te maken in ons dagelijks leven.

Morgen neemt de NVR opnieuw een beslissing. Het doel is om op basis van de aanbevelingen van de GEES een stappenplan op te stellen voor een geleidelijke exit.

Dit plan zal het juiste evenwicht moeten vinden tussen de bescherming van de volksgezondheid – zowel lichamelijk als geestelijk en psychologisch – maar ook het uitvoeren van de educatieve missie, het economisch herstel en natuurlijk het behoud van het sociale welzijn en de bescherming van de meest kwetsbaren.

Er zal dus altijd prioriteit worden gegeven aan de gezondheid van onze medeburgers. De gezondheidssituatie zal dus nauwlettend worden gemonitord, en het is deze situatie die de overgang van de ene naar de andere fase zal bepalen. Dit betekent – en we moeten hier heel duidelijk over zijn – dat een stap terug nooit wordt uitgesloten. Dit is precies de filosofie van het werk dat we doen. Als op een gegeven moment blijkt dat de verspreiding van het virus niet meer onder controle is, moeten we een stap terug zetten en, ik zeg het u, dat zullen we doen ook.

 

We zullen moeten vertrouwen op de wetenschappelijke expertise, maar ook op een zekere flexibiliteit in de uitvoering, om zo dicht mogelijk bij de realiteit op het terrein te blijven. Ons vermogen om de effecten van een aantal maatregelen te voorspellen is inderdaad beperkt. We zullen dus stap voor stap moeten gaan, geleidelijk aan, afhankelijk van de situatie op het terrein. Dat is heel belangrijk.

Ik weet dat er veel informatie is gelekt naar de pers, wat ik betreur, gezien wat er op het spel staat. In dit soort zaken is het niet alleen respectloos ten opzichte van het werk dat we allemaal samen gedaan hebben, maar vooral compleet onverantwoordelijk naar de bevolking toe. De afbouw is een delicate operatie. En we kunnen ons niet veroorloven dat onze boodschap naar de mensen vertroebeld geraakt.

 

Zoals ik al zei, ligt de exitstrategie zeer delicaat. Niet alleen heeft België nog nooit zo’n strategie moeten ontwikkelen, wat des te beter is natuurlijk, maar bovendien gaat het om alle aspecten van onze samenleving, namelijk de organisatie van het onderwijs, de gezondheid, de organisatie van het werk, het al dan niet openen van winkels, de organisatie van ons sociale leven ook, ons privéleven tot op zekere hoogte.

Dit zijn allemaal punten waarop de bevolking heel snel niet alleen vooruitzichten, maar ook garanties wil krijgen, en dat begrijp ik. Maar ik waarschuw dat we wel perspectieven kunnen bieden, maar geen garanties, omdat de exit zal worden aangepakt naarmate de gezondheidssituatie zich ontwikkelt.

Wat betreft de maatregelen die moeten worden genomen met betrekking tot de winkels, willen we dat ze allemaal op gelijke voet worden geplaatst en dat ze met dezelfde kansen op succes opnieuw kunnen beginnen, ongeacht hun omvang of de aard van hun activiteit.

Meer in het algemeen hebben de federale regering en de deelgebieden een reeks maatregelen genomen om de economische gevolgen van deze crisis voor de burgers, de werknemers en de ondernemingen zoveel mogelijk te verzachten. Deze maatregelen hebben het mogelijk gemaakt om gedeeltelijk te reageren op de onmiddellijke en ongekende gevolgen van deze grote economische schok. Maar dat is natuurlijk niet genoeg.

En dus zal het vooruitzicht van de exit deze economie geleidelijk aan weer op gang brengen. Maar we zullen deze economie natuurlijk moeten ondersteunen met nieuwe maatregelen – daar zijn we ons terdege van bewust – die uiteraard in verhouding staan tot de exit, aangezien de situatie weer zal evolueren.

Het is natuurlijk binnen de Nationale Veiligheidsraad dat er morgen beslissingen worden genomen over de volgende stappen. En ik benadruk, het is alleen in de Nationale Veiligheidsraad dat we deze beslissingen zullen nemen, en alleen op dat moment. Dus niet in de pers, niet door lekken, niet door interviews. Het is de Nationale Veiligheidsraad die beslist, en dat is de gelegenheid om aandachtig zijn.

 

Wat meer specifiek het herstel betreft, heb ik al duidelijk gemaakt dat het meer dan wenselijk is dat dit herstel wordt omkaderd in een volwaardige regering met een meerderheid, aangezien deze beslissingen de organisatie van de economie van ons land op lange termijn zullen bepalen.

 

In het kader van de exitstrategie zullen drie aspecten bijzonder belangrijk zijn. Het dragen van een mondmasker inderdaad, maar ook de testing- en tracingstrategie.

Wat de mondmaskers betreft: we weten dat ze een heel belangrijke rol zullen spelen in de afbouwstrategie, maar net als bij de andere punten, kan ik in dit stadium niet ingaan op de standpunten die morgen in overleg met de andere entiteiten zullen worden ingenomen. Over deze kwestie zal worden beslist in de Nationale Veiligheidsraad, in aanwezigheid van de ministers-presidenten van de deelstaten die preventiebeleid hebben als bevoegdheid. In ieder geval moet de regel hetzelfde zijn voor het hele land.

Op federaal niveau werken we echter ook aan de ontwikkeling van middelen om de mensen te ondersteunen als zij zich individueel willen beschermen.

In dat opzicht hebben we zorgvuldig nota genomen van de verslagen van de RMG en vandaag van de nota van de GEES, maar ook van de bezorgdheden van de verschillende sectoren.

Bovendien zijn er, dankzij de burgerinitiatieven die de afgelopen weken zijn ontstaan, lokaal al veel stoffen maskers gemaakt. Dit is een goed voorbeeld van solidariteit. We moeten dat kunnen onderlijnen.

 

Wat de testing betreft, aangezien de vraag ook is gesteld, deze wordt constant geanalyseerd door de RMG, die deze procedures uiteraard moet aanpassen naargelang de evolutie.

En de bedoeling is natuurlijk om zoveel mogelijk mensen te kunnen testen, te beginnen met degenen die absoluut getest moeten worden, namelijk mensen met griepachtige symptomen, personeel en patiënten in ziekenhuizen, personeel en bewoners van rust- en verzorgingstehuizen, maar daar stopt het natuurlijk niet. Ook andere gemeenschappen moeten worden getest. Ik denk dat mijn collega Maggie van Block op deze kwestie zal terugkomen.

Wat de tracing betreft, en daarmee sluit ik af, meneer de voorzitter,

 

Ook al is dit een regionale bevoegdheid, alle initiatieven moeten goed gecoördineerd worden tussen de verschillende entiteiten. Het federale niveau kan zeker steun geven om te helpen slagen in deze uitdaging.

Er is veel discussie over de mogelijkheid van de ontwikkeling van een app. Als de regio’s zouden kiezen voor de ontwikkeling van zo’n app, zal de federale regering ook hier steun bieden, zeker en vast wat het wetgevend kader betreft. Als dat zou gebeuren, zal daar in het parlement zeker over gedebatteerd moeten worden. Collega De Backer zal naar aanleiding van de vraag die gesteld is meer details geven.

 

Dank u voor jullie aandacht.