Elke maand komt het Europees Parlement vier dagen lang in plenaire zitting bijeen in Straatsburg. Deze sessies vormen de hoogtepunten van het parlementaire leven. In de Franse stad vinden de grote actualiteitsdebatten plaats en wordt de definitieve stemming over wetgevende teksten gehouden. Men kan de plenaire zitting beschouwen als het sluitstuk van het werk dat in Brussel is verricht. Het doel van dit artikel is u een overzicht te geven van de belangrijkste feiten van de week, de context ervan toe te lichten, ze te analyseren en u te informeren over de belangrijke stemmingen tijdens deze sessie.
Leestijd: 30 minuten
Epiloog voor Omnibus I en EUDR: een overwinning voor administratieve vereenvoudiging
Als u vaste lezer bent van deze artikels van de plenaire sessies van het Europees Parlement, dan zijn het vereenvoudigingspakket “Omnibus I” en de ontbossingsverordening (EUDR) u inmiddels niet onbekend.
U herinnert zich wellicht dat het pakket “Omnibus I” tot doel had twee richtlijnen die tijdens de vorige legislatuur werden aangenomen te vereenvoudigen, door nieuwe verplichtingen inzake transparantie en duurzaamheidsrapportering (CSRD) en zorgplicht (CSDDD) in te voeren. Hoewel de inwerkingtreding ervan al was uitgesteld dankzij de beruchte “stop-the-clock”, waarover ik u eerder al sprak, uitten veel stemmen uit het bedrijfsleven hun bezorgdheid over de werklast die deze twee richtlijnen met zich meebrengen. Het risico? Niet alleen meer complexiteit, maar vooral extra administratieve lasten voor ondernemingen, gezien het vereiste detailniveau; iets wat vooral kmo’s zou treffen. En zoals bekend gaan nieuwe administratieve verplichtingen bijna altijd gepaard met financiële kosten.
In november nam het Parlement een standpunt aan dat verder ging dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, na een ongeziene politieke verwarring. De linkse fracties deden in de plenaire vergadering het compromis mislukken dat tussen de pro-Europese formaties (EVP, Renew, S&D) was bereikt en in de Commissie juridische zaken (JURI) was aangenomen. Als reactie hierop wendde de EVP zich tot de uiterst rechtse fracties om een ander akkoord te sluiten. Destijds was de inhoud van dat akkoord niet diametraal tegengesteld aan onze visie, maar het was voor ons onmogelijk om indirect een alliantie met extreemrechts te ondersteunen. Een tekst steunen die het resultaat was van het werk van extreemrechts, zou het cordon sanitaire doorbreken zoals dat in Franstalig België wordt gehanteerd. Onze tegenstem verhinderde echter niet dat de tekst werd aangenomen.
Einde van het verhaal? Nee. Omdat het standpunt niet overeenkwam met dat van de Raad van de EU, moest de tekst volgens de wetgevingsprocedure worden onderhandeld in triloog (Parlement en Raad, met de Commissie als bemiddelaar). Het uiteindelijke institutionele akkoord – het compromis tussen Parlement en Raad – werd tijdens de plenaire zitting van december ter stemming voorgelegd voor definitieve goedkeuring door de Europarlementsleden.
En het is duidelijk dat dit institutionele akkoord inhoudelijk veel dichter aanleunt bij het oorspronkelijke compromis in de JURI-commissie (en bij het standpunt van de Raad) dan bij de tekst van extreemrechts. Daarom hebben wij vóór dit interinstitutioneel akkoord gestemd, dat een echte adempauze zal betekenen voor onze ondernemingen. Het wordt werkelijk onze prioriteit deze legislatuur: zo veel mogelijk een einde maken aan de overdreven “made in Europe”-bureaucratie. Dat betekent niet om het even wat dereguleren. Het betekent regels die eenvoudig, duidelijk en in de praktijk uitvoerbaar zijn.
Ook de ontbossingsverordening (EUDR) werd het voorwerp van een triloog-akkoord dat het Parlement deze week definitief heeft goedgekeurd. Wij behoren tot degenen die vóór dit akkoord hebben gestemd. Concreet krijgen alle bedrijven een extra jaar om zich aan te passen: tot 30 december 2026 voor grote ondernemingen en tot 30 juni 2027 voor kleinere. Deze termijn geeft de Commissie ook de tijd om haar platform operationeel te maken, wat de voornaamste reden was voor dit nieuwe uitstel.
Hoewel dit akkoord al een aantal vereenvoudigingen bevat inzake zorgplicht en traceerbaarheid, moet de Commissie binnen vier maanden een evaluatieverslag over de verordening voorleggen. Dit is een essentiële herzieningsclausule die ons in staat zal stellen nog grondiger te bekijken of bijkomende vereenvoudigingsmaatregelen mogelijk zijn – niet om de verordening te ontmantelen, maar om tegemoet te komen aan de bezorgdheden van ondernemingen en bijvoorbeeld de landbouwsector.
Een efficiënter migratiebeleid vereist versnelde procedures
Sinds de crisis van 2015 is een grote meerderheid van de Europeanen van mening dat het huidige migratiebeleid grondig moet worden hervormd, met een beter evenwicht tussen de opvang van vluchtelingen en een efficiëntere controle van de grenzen. Het is duidelijk dat Europa, als het zijn humanistische en humanitaire idealen wil blijven verdedigen, ook beter in staat moet zijn om migratiestromen te beheren, illegale immigratie te bestrijden en de uitdagingen rond integratie aan te pakken.
We gaan stap voor stap vooruit, maar er blijft veel werk. Dat beseffen ook de burgers. Het is dan ook geen toeval dat asiel en migratie in de laatste Eurobarometer nog steeds tot de vijf prioriteiten behoren waarop de Belgen een dringende actie van het Parlement verwachten.
Vorig jaar heeft de Europese Unie het Pact inzake asiel en migratie aangenomen. Dat is een zeer goede hervorming die, kort samengevat, voorziet in een aanzienlijke versterking van de controles aan de buitengrenzen van de EU, een versnelling van asielprocedures en de invoering van een echt solidariteitsmechanisme tussen lidstaten in de frontlinie en de andere lidstaten. Op papier biedt dit pact duidelijke en gemeenschappelijke regels, in een geest van evenwicht: een kordate maar humane aanpak.
Aangezien het pact pas volgend jaar volledig in werking treedt, zal het echter nog even duren voordat we de eerste conclusies kunnen trekken. Dat dit pact alle migratieproblemen zou oplossen, durf ik niet te beweren. De grootste uitdaging blijft namelijk de operationele uitvoering van het migratiebeheer, zeker wat illegale migratie en terugkeer betreft. In Europa wordt bijvoorbeeld slechts één op de vier bevelen om het grondgebied te verlaten daadwerkelijk uitgevoerd. In België ligt dat percentage nog lager. Dat kan uiteraard niemand tevreden stellen.
Een andere grote moeilijkheid is de verzadiging van de opvangsystemen – een realiteit die we in ons land helaas maar al te goed kennen. Er bestaat echter geen mirakeloplossing: om plaatsen vrij te maken, moet men in bepaalde gevallen, en uiteraard met de nodige garanties, de behandeling van asielaanvragen versnellen. Dat helpt ook om gevaarlijke migratieroutes te vermijden en de migratiestromen beter te beheersen.
Dat was precies het doel van twee teksten die tijdens deze plenaire zitting ter stemming werden voorgelegd. De eerste betreft het concept van “veilige derde landen”. Concreet gaat het om het doorverwijzen van bepaalde verzoekers om internationale bescherming die die bescherming hadden kunnen krijgen in een ander niet-EU-land, bijvoorbeeld omdat ze daar zijn doorgereisd.
Uiteraard is de voorwaarde dat de betrokkene daar adequate bescherming kan krijgen, in overeenstemming met het internationaal recht. Er wordt rekening gehouden met de situatie van kwetsbare personen, met name niet-begeleide minderjarigen.
De tweede tekst stelt voor het eerst een gemeenschappelijke EU-lijst op van “veilige landen van herkomst”, met zeven staten: Bangladesh, Colombia, Egypte, Kosovo, India, Marokko en Tunesië, evenals de kandidaat-lidstaten. Het gaat om landen waarvoor het erkenningspercentage zo laag is dat ze als veilig kunnen worden beschouwd. Dat betekent dat de procedures voor aanvragers uit deze landen versneld kunnen worden, aangezien hun verzoek bijna systematisch wordt afgewezen. Uiteraard zijn er individuele uitzonderingen (bijvoorbeeld voor LGBTQIA+-personen) en blijft het mogelijk om een individuele beoordeling te vragen op basis van een specifieke situatie.
Dat is de inhoud. Politiek gezien betreur ik echter ten zeerste dat deze twee fundamentele teksten opnieuw zijn onderhandeld met extreemrechts, waarbij de pro-Europese partijen aan de kant zijn geschoven. Ik vraag me af of sommigen aan de rechterzijde zich wel bewust zijn van het gevaar om extreemrechts op een gevoelige thematiek als migratie het voortouw te laten nemen en zo te legitimeren.
Wij konden deze aanpak dan ook niet steunen, maar we wilden de teksten evenmin blokkeren. Ten eerste omdat wij de herziening van het concept “veilige derde landen” ondersteunen, net als België. Dat zal in principe een aantal obstakels wegnemen voor een snellere behandeling van bepaalde asielaanvragen. Voor de lijst van “veilige landen van herkomst” zijn wij voorzichtiger: de selectiecriteria lijken ons niet altijd overtuigend genoeg, maar het was helaas niet mogelijk om per land afzonderlijk te stemmen.
Ik ben me ervan bewust dat dit onderwerp hevige reacties zal blijven oproepen, zoals alles wat met migratie te maken heeft. Toch blijf ik ervan overtuigd dat deze hervormingen, hoe moeilijk ook, noodzakelijk zijn. Te lang heeft de politiek ervoor gekozen het probleem niet rechtstreeks aan te pakken. Vandaag hebben extremistische partijen het discours en het thema in handen – wat betreurenswaardig is gezien hun visie. De democratische krachten moeten het migratiedebat opnieuw naar zich toe trekken, er sereen over spreken en een evenwicht afdwingen tussen kordaatheid en menselijkheid. Noch het naïeve idealisme van een deel van links, noch het radicalisme van extreemrechts. Er bestaat een andere weg.
Ja, tegen het recht van vrouwen om vrij over hun eigen lichaam te beschikken
“My voice, my choice.” Vier woorden die u misschien bekend voorkomen, want het is de naam van een Europees burgerinitiatief dat meer dan 1,2 miljoen handtekeningen in de EU heeft verzameld om veilige toegang tot abortus voor alle vrouwen in Europa te eisen. Het is het bewijs dat burgerlijke mobilisatie wel degelijk iets in beweging kan zetten.
België bevindt zich in Europees perspectief in een relatief gunstige positie: het recht op abortus werd eerst gedeeltelijk gedecriminaliseerd in 1990 (via een wet onder meer gedragen door de liberale Lucienne Herman-Michielsens) en in 2018, onder de regering van Charles Michel, volledig uit het strafwetboek gehaald. Dat is een geluk, al verdienen bepaalde omkaderende regels inderdaad herziening.
Niet alle vrouwen in Europa hebben dat geluk. Twintig miljoen vrouwen hebben geen vrije en veilige toegang tot abortus. In Polen is abortus enkel toegestaan in geval van verkrachting of levensgevaar voor de moeder. Malta, het laatste land dat in 2023 abortus toestond, hanteert nog steeds zeer strikte voorwaarden. Soms beperken wetten de toegang niet rechtstreeks, maar oefenen ze buitensporige druk uit op vrouwen. In Hongarije worden vrouwen verplicht naar de hartslag van de foetus te luisteren voor de ingreep. Nochtans neemt geen enkele vrouw ooit een beslissing met zo’n grote impact lichtzinnig.
Ik vergeet ook niet eerdere pogingen, zoals in Spanje in 2014, om op dit vlak achteruit te gaan.
Gezondheid en ethische kwesties blijven bevoegdheden van de lidstaten. Europa kan dus geen nationale wetgeving opleggen. Maar precies daarom is dit initiatief zo belangrijk: het stelt voor om een vrijwillig Europees financieel mechanisme op te zetten ter ondersteuning van lidstaten die bereid zijn vrouwen op te vangen die in hun eigen land geen toegang hebben tot abortus. Deze middelen zouden de ingreep financieren.
Het is een mooie overwinning die bij de stemming werd behaald en die aantoont dat er nog steeds een progressieve kracht bestaat in het Europees Parlement. Ik ben bijzonder tevreden dat mijn fractie, Renew Europe, unaniem heeft gestemd. We hebben standgehouden tegenover de meest conservatieve krachten van het halfrond: de helft van de rechterzijde (EVP), radicaal rechts en extreemrechts.
Nu is het aan de Commissie om het initiatief over te nemen, zoals de procedure voor burgerinitiatieven voorschrijft. Wij verwachten tegen het voorjaar van 2026 een concreet voorstel.
Conditionaliteitsmechanisme: sanctioneren waar het pijn doet
Hoewel dit onderwerp relatief weinig aandacht kreeg in het Europese nieuws, is het voor mij van groot belang. Deze week vond een debat plaats, gevolgd door een stemming, over het EU-conditionaliteitsmechanisme inzake de rechtsstaat. Waar gaat het over?
Zonder in technische details te treden: dit mechanisme, aangenomen in 2021, maakt het mogelijk om EU-fondsen en financiële steun te verminderen of op te schorten wanneer een lidstaat de fundamentele beginselen van de rechtsstaat schendt en dit gevolgen heeft voor de financiële belangen van de EU (bijvoorbeeld bij corruptiebestrijding).
De onderliggende vraag is eenvoudig: waarom zou een staat die de gemeenschappelijke regels van de EU niet respecteert, wel van de voordelen ervan mogen genieten? Het is ook een kwestie van billijkheid tussen landen. Dit mechanisme is een van de meest doeltreffende hefbomen om wezenlijke veranderingen teweeg te brengen in bepaalde landen. Waarom? Omdat regeringen die bewust en systematisch Europese waarden ondermijnen slechts één taal begrijpen: die van financiële sancties. Dat is de trieste realiteit.
Het mechanisme kan uiteraard worden verbeterd: door een proactievere en systematischere opvolging, duidelijke activeringscriteria, minder omslachtige procedures en een betere bescherming van de uiteindelijke begunstigden van de fondsen. Maar dat mag geen excuus zijn om politieke verantwoordelijkheid te ontlopen. Wat vandaag vooral ontbreekt, is politieke wil.
We zien het ook op andere dossiers: de Commissie en de Raad aarzelen sterk om instrumenten te activeren die druk kunnen uitoefenen op lidstaten die bewust afwijken van onze democratische waarden. Denk aan Hongarije. Het moment van de waarheid zal hoe dan ook aanbreken bij de voorbereiding van het volgende meerjarig financieel kader (2028-2034). Dat zal hopelijk de gelegenheid zijn om het toepassingsgebied van dit mechanisme uit te breiden, in afwachting van de invoering van een echte Europese rechtsstaatcyclus.
Vrijwaringsclausules: een eerste verdedigingslinie tegen Mercosur
Gisteren laaide de woede op in het hart van de Europese wijk in Brussel. Ik begrijp en erken de woede van de landbouwers, maar de schade en vernielingen in Brussel zijn onaanvaardbaar. Parlementsgebouwen werden het doelwit van manifestanten, wat wrang is gezien de inspanningen van de parlementsleden om tegemoet te komen aan de legitieme bezorgdheden van de landbouwsector. De MR maakt daar deel van uit, en ik wil hier de vastberadenheid en inzet van mijn collega Benoît Cassart benadrukken.
In de huidige vorm steunt de MR het Mercosur-akkoord niet. Het uitstel van de ondertekening is dan ook een nieuwe overwinning. Dat is een standpunt dat ik al lang verdedig. Toen ik Belgisch minister van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel was, heb ik herhaaldelijk mijn twijfels over dit akkoord geuit tegenover de toenmalige commissaris. Tot op vandaag heb ik geen bevredigend antwoord gekregen over de bescherming van onze landbouw en vooral van onze landbouwers.
De schok dreigt des te groter te zijn omdat de Waalse landbouw wordt gekenmerkt door haar familiale, kleinschalige karakter. Zonder de kansen van het akkoord te ontkennen, kan men het niet sluiten ten koste van onze producenten.
Een eerste stap is de goedkeuring van vrijwaringsmaatregelen deze week, die voorzien in een tijdelijke opschorting van preferentiële invoerrechten op bepaalde landbouwproducten uit de Mercosur-landen indien deze de Europese markt zouden overspoelen en onze landbouwers zouden schaden. Wij hebben dit voorstel gesteund, dat aanvankelijk onvoldoende was, maar Benoît Cassart is erin geslaagd een amendement te laten aannemen dat expliciet oproept tot wederkerigheid van productienormen – de zogenaamde spiegelclausules.
De vraag is eigenlijk eenvoudig: ingevoerde producten uit Mercosur-landen moeten voldoen aan dezelfde sanitaire en milieunormen als die welke aan Europese landbouwers worden opgelegd. Anders ontstaat er oneerlijke concurrentie en dreigt zelfs het verdwijnen van bepaalde Europese sectoren, zoals rundvlees, suiker en pluimvee. Zolang dit principe niet op de een of andere manier wordt geïntegreerd, zie ik niet in hoe wij het Mercosur-akkoord kunnen steunen. Het is een kwestie van coherentie, respect voor het werk van onze landbouwers en bescherming van de gezondheid van de consument.
Europa bouwt zijn afhankelijkheid van Russisch gas verder af
Bijna vier jaar na het begin van het conflict in Oekraïne hebben we de beëindiging van de invoer van Russisch gas vastgelegd, zowel per schip (lng) als via pijpleidingen. Deze maatregel is het resultaat van jarenlange inspanningen binnen REPowerEU om de Europese afhankelijkheid van Russische koolwaterstoffen te verminderen. Het gaat om strategische autonomie voor Europa, maar ook om het vermijden van de financiering van de Russische oorlog.
In 2021, vóór de invasie van Oekraïne, was 45% van het geïmporteerde gas in de EU afkomstig uit Rusland. Vandaag is dat aandeel teruggebracht tot 13%. Dat is het resultaat van sancties, diversificatiebeleid en interne inspanningen om bijvoorbeeld het verbruik te verminderen.
Wat we deze week in Straatsburg hebben goedgekeurd, is nog ambitieuzer: tegen september 2027 naar 0%. Dat is een historische ommekeer die het einde van onze energieafhankelijkheid van Rusland markeert. Europa zal deze uitdaging alleen aankunnen als het ook bepaalde taboes doorbreekt. Ik zal blijven pleiten voor de ontwikkeling van kernenergie, in het bijzonder nieuwe generatie reactoren.
Sacharovprijs 2025
Als vicevoorzitter van het Parlement belast met de Sacharov-gemeenschap wil ik hulde brengen aan de laureaten van de Sacharovprijs 2025. Andrzej Poczobut en Mzia Amaglobeli zijn twee journalisten: hij uit Wit-Rusland, zij uit Georgië. Beiden zitten momenteel gevangen omdat zij simpelweg hun werk deden tegenover twee regeringen die steeds verder afglijden naar autoritarisme.
Via hen wilden we een boodschap van solidariteit sturen aan de 500 journalisten die wereldwijd onterecht gevangen zitten. Europa zal blijven strijden voor hun vrijlating, met de middelen waarover het beschikt en, zo hopen we, met de steun van de lidstaten in hun bilaterale relaties.
Persvrijheid blijft een pijler van de liberale democratie. Zoals ik vaak zeg: verkiezingen zijn niet alleen vrij omdat het stemrecht bestaat. Burgers hebben recht op correcte en onafhankelijke informatie om weloverwogen keuzes te maken. De pers fungeert ook als tegenmacht. Ze waakt er bijvoorbeeld over dat regeringen verantwoording afleggen en stimuleert het publieke debat en de confrontatie van ideeën.
Dat brengt een grote verantwoordelijkheid met zich mee voor journalisten en verplicht onze samenlevingen om hen te beschermen in hun rol. Dat engagement heeft het Europees Parlement deze week opnieuw bevestigd.
Meer informatie op de website van het Europees Parlement.